woensdag 8 augustus 2012

Olympisch verhaal


Antwerpen, 31 augustus 1920.

40ste minuut. Olympische voetbalfinale. De Tsjecho-Slovaken verlaten alle elf mee met Karel Steiner het veld. Hun rechtsachter heeft net van de Britse scheidsrechter John Lewis een rode kaart gekregen, en die derde dubieuze beslissing, de eerste twee respectievelijk een licht toegekende strafschop in de zesde minuut, omgezet, en een duidelijk foutief afgedwongen doelpunt in de 23ste, is de druppel. De klacht nadien baat niet. Belgie wint het toernooi.

Tijdens die medaillefinale wappert naast de Belgische driekleur de witte vlag met de vijf ringen voor het eerst boven een olympisch stadion, dat van de stad aan de Schelde. Het moest nochtans langs de Danube, in Boedapest geweest zijn, maar na het einde van de grote oorlog werden de slachtoffers ervan met de eer en de vlam bedeeld.

In het stadion zijn ook aanwezig de Amerikaan Hal Haigh Prieste en zijn maatje Duke Kahanamoku, een met tripel goud behangen zwemmer. Duke port Prieste in de zij met zijn elletuit, wijst naar de prachtige nieuwe vlag en zegt, wedden dat je haar niet durft te schaken. De schoonspringer met slechts een bronzen medaille rond de nek wrijft zich over de kin en fronst de blik naar het verleidelijk drapeau terwijl het stadion juicht want het thuisland wint één van haar 36 plakken eremetaal.

Niet veel later, in het donker neemt duiker Prieste de vlaggemast met beide handen vast, test de weerbaarheid, hoeveel grip je met bloot vel hebt. “Redelijk doenbaar,” knikt hij richting Kahanamoku, schopt de schoenen uit en klimt moeiteloos en in enkele seconden tot aan de top, maakt de slotjes los en steekt de vlag in de bek om met beide handen naar beneden te glijden. “We gaan,” roept Kahanamoku, en ze zetten het op een lopen. Jij hebt misschien je goud, ik loop hier wel met de vlag, dacht Prieste onderweg. Bovendien had hij waarschijnlijk ook een bak bier gewonnen.

(Toen men 's anderdaags de vlag wou opvouwen, vonden de officiele bekrachtigaards niets dan een lege staak. Shit, zeiden ze. Wat nu met Parijs, vroeg iemand zich af. We maken een nieuwe vlag voor Parijs, zei de ene. En noemen hem de 'Antwerp Flag', nog een ander, dan weet het geen mens. En Parijs is toch pas binnen vier jaar, voegde de laatste overbodig toe.)

Eens in zijn hotelkamer aangekomen, verborg de kaper zijn vlag in de bodem van zijn koffer. Hij zou ermee terug naar Amerika vliegen, alwaar ze 77 jaar bleef, op dezelfde plaats, in dezelfde olympische koffer. 


Tot in 1997, op een banket georganiseerd door de UCI een journalist naast Prieste ging staan, en vertelde van die vlaggenfarce in 1920.
“Weet jij daar niets van, jij liep er toch bij, daar in Antwerpen?"

“Dat was ik van die vlag,” antwoordde Prieste onmiddellijk. "Ik heb die meegepakt." 
Hij zag die avond niets anders meer dan kaken van hoogwaardigheidsbekleders verbaasd tegen de grond vallen. 

Drie jaar later, tijdens zijn 103de levensjaar, mocht Hal Haigh Prieste in Sydney de vijf gekleurde ringen ceremonieel teruggeven bij de opening van de Spelen.

Een jaar later stierf hij, toen als langstlevende olympische medaillewinnaar.

Benieuwd wat die op zijn sterfbed, tussen het giechelen door, als laatste zei...

(My preciousssesss?)



!!! Tip voor Gijs Van Hoecke: Kruip eens in een vlaggenmast. Lang leve de deugnieten !!!