Antwerpen,
31 augustus 1920.
40ste minuut. Olympische voetbalfinale. De Tsjecho-Slovaken verlaten alle elf mee
met Karel Steiner het veld. Hun rechtsachter heeft net van de Britse
scheidsrechter John Lewis een rode kaart gekregen, en die derde dubieuze
beslissing, de eerste twee respectievelijk een licht toegekende
strafschop in de zesde minuut, omgezet, en een duidelijk foutief
afgedwongen doelpunt in de 23ste, is de druppel. De klacht nadien baat niet. Belgie wint het toernooi.
Tijdens
die medaillefinale wappert naast de Belgische driekleur de witte vlag
met de vijf ringen voor het eerst boven een olympisch stadion, dat van de stad aan
de Schelde. Het moest nochtans langs de Danube, in Boedapest geweest zijn, maar na het
einde van de grote oorlog werden de slachtoffers ervan met de eer en de vlam bedeeld.
In
het stadion zijn ook aanwezig de Amerikaan Hal Haigh Prieste en zijn maatje Duke Kahanamoku, een met tripel goud behangen zwemmer. Duke port Prieste in de zij met zijn elletuit, wijst naar de prachtige nieuwe vlag en zegt,
wedden dat je haar niet durft te schaken. De schoonspringer met slechts een bronzen medaille rond de nek wrijft zich over de kin en fronst de
blik naar het verleidelijk drapeau terwijl het stadion juicht want het thuisland
wint één van haar 36 plakken eremetaal.
Niet
veel later, in het donker neemt duiker Prieste de vlaggemast met beide
handen vast, test de weerbaarheid, hoeveel grip je met bloot vel hebt.
“Redelijk doenbaar,” knikt hij richting Kahanamoku, schopt de schoenen
uit en klimt moeiteloos en in enkele seconden tot aan de top, maakt de slotjes los en steekt de vlag in de bek om met beide handen naar beneden te
glijden. “We gaan,” roept Kahanamoku, en ze zetten het op een lopen. Jij hebt misschien je goud, ik loop hier wel met de vlag, dacht Prieste onderweg. Bovendien had hij waarschijnlijk ook een bak bier gewonnen.
(Toen
men 's anderdaags de vlag wou opvouwen, vonden de officiele
bekrachtigaards niets dan een lege staak. Shit, zeiden ze. Wat nu met
Parijs, vroeg iemand zich af. We maken een nieuwe vlag voor Parijs,
zei de ene. En noemen hem de 'Antwerp Flag', nog een ander, dan weet
het geen mens. En Parijs is toch pas binnen vier jaar, voegde de
laatste overbodig toe.)
Eens in zijn hotelkamer aangekomen, verborg de kaper zijn vlag in de
bodem van zijn koffer. Hij zou ermee terug naar Amerika vliegen,
alwaar ze 77 jaar bleef, op dezelfde plaats, in dezelfde olympische
koffer.
Tot in 1997, op een banket georganiseerd door de UCI een journalist
naast Prieste ging staan, en vertelde van die vlaggenfarce in 1920.
“Weet
jij daar niets van, jij liep er toch bij, daar in Antwerpen?"
“Dat
was ik van die vlag,” antwoordde Prieste onmiddellijk. "Ik heb die meegepakt."
Hij zag die avond niets anders meer dan kaken van hoogwaardigheidsbekleders verbaasd tegen de grond vallen.
Hij zag die avond niets anders meer dan kaken van hoogwaardigheidsbekleders verbaasd tegen de grond vallen.
Drie
jaar later, tijdens zijn 103de levensjaar, mocht Hal Haigh Prieste in Sydney de
vijf gekleurde ringen ceremonieel teruggeven bij de opening van de Spelen.
Een
jaar later stierf hij, toen als langstlevende olympische
medaillewinnaar.
Benieuwd
wat die op zijn sterfbed, tussen het giechelen door, als laatste
zei...
(My
preciousssesss?)
!!! Tip
voor Gijs Van Hoecke: Kruip eens in een vlaggenmast. Lang leve de deugnieten !!!