donderdag 29 oktober 2009

meer van Seoul

Ok. Soms plant een mens iets op voorhand, lang op voorhand, en zijn er een paar variabelen waar hij rekening mee houdt in de zin van 'ik hoop dat alles evolueert in de richting van...' waarna hij de riemen van zijn groene trekrugzak dichtklikt, het hele gevaarte over zijn schouders zwiert en vertrekt.

Zo had ik gehoopt van hier in Korea terug met lesgeven te beginnen. Het lot heeft er anders over beslist - het is geen zwaar lot om dragen echter; misschien enkel een beetje financieel aan de mindere kant; maar ga eens op reis en geld wordt enkel een gebruiksvoorwerp. als je tandpasta bijna op is gebruik je gewoon elke morgen een klein beetje minder tot je uiteindelijk poetst met de restjes uit het dopsel. Als er iemand je tandpasta steelt, dan vraag je er aan iemand anders. for the sake of the metaphor: toen ik mijn 'nooddollars' uit mijn envelop wou halen om ze te wisselen tot Koreaan, om van te leven, bleek er van de 375 verwachte slechts 25 over te blijven. Slimme Chinezen! In plaats van de hele omslag te pikken halen ze er gewoon de grote briefjes uit - dan haalt de domme toerist zijn portefeuille uit, ziet de envelop en denkt 'ik heb nog al mijn centen.'

Niet dus. Al lang aangekomen in een veiliger land schudt hij de omslag tevergeefs uit.

Waarna hij een uurtje gaten in de grond stampt en roept van 'klotechinezen'. Wat de Koreanen doet kirren van plezier.

En dan de schouders ophaalt en denkt 'ah well.'

***

Concreet gevolg van dit alles? Ik kom ergens eind november al terug naar huis - voor onbepaalde duur.
Concrete oorzaak van dit alles? De uitbraak van varkensgriep in meerdere scholen in Korea heeft ervoor gezorgd dat er amper leerlingen zijn om les aan te geven, wat het schier onmogelijk maakt om als leraar aan de kost te komen. Logisch.

Maar ik vind het niet zo erg. Eigenlijk. Ik kom wel een andere keer terug. Om les te geven.
Bovendien ben ik dan terug voor de Grote Gebeurtenis. En kan ik hier in Seoul wat rondzwerven met mijn rugzak. Van vriend tot vriend, ze gaan me wel helpen. Ik heb zo'n minicomputer gekocht waarop ik ga proberen dat eerste verhaal af te werken - die eerste trek door Rusland, ik ben al bijna halfweg en het wordt maar eens tijd dat ik schrijf over aankomen in Berlijn, en madammen in uniformen die echte bevelen geven, niet dat soort met een knipoog. En dan neem ik de atypische vlieger en voor je finnair kan zeggen, sta ik al terug in Brussel.

Zoiets.

Klinkt als een plan?

maandag 26 oktober 2009

SEOUL!

Ik ben er. Tijd voor het tweede luik van die symfonie uit de titel van deze blog. Hoelang die zal duren is nog even onzeker als de hoeveelheid vlees in koreaans spamham maar goed. Laat ons niet zeuren over bagatels, maar commenteren over het leven zoals het mag zijn, vol emoties en verrassingen.

De laatste dagen China waren geweldig, een soort van bloemlezing van een onvergetelijke reis; alle mensen van betekenis waren er: de Noor Tor, met wie ik in Xi'an al had afgesproken om samen Qingdao te doen, ten eerste. We aten zeevrucht dat we zelf uitkozen van tussen de plastieken bakjes op t trotoir, schelpjes (hoogtepunt) slakken en dergelijke, soms was het echt van jik. Dan aan de jongens van de hostelbar een goed adres losgekregen om te gaan drinken (bar 88), en dat twee avonden op rij ook gedaan. Elk een black-out, gelukkig matig verdeeld over de twee nachten: ik de eerste, Tor de tweede, hij zou op zn eentje nooit de taxi zijn uitgeraakt.

Ten tweede: Jantina, bij toeval (opnieuw). Ze liep gewoon langs t straat toen ik haar glimlach zag. Zomaar in een stad van 1.6 miljoen mensen. Geweldig.

En ten derde Tine natuurlijk. Na een hele nacht hardseater vanuit Beijing naar de havenstad gekomen. We hebben gefietst en gegeten (hamburgerbrunch!) en zijn met een bootje tot aan een licht vervuild eilandje gevaren (e zo ben ik toch even op het water geweest; surrogaat boten voor die gemiste ferrykans)
En dan de zondag om vijf uur liep zij door de metaaldetector van Qingdao station en ik door Henan Lu terug naar mn hostel, en dat is waar mn nieuw probleem begon.

Het zal de samenloop van omstandigheden geweest zijn: een lange reis die eindigt, en dat besef dat plots als een cricketbat tegen mn schenen werd gezwierd, het afscheid van een mooi meisje, de onzekerheid van de dag van morgen,... maar op mijn gezicht stond 'iets' af te lezen waardoor Jonathan de Amerikaan na mijn terugkeer in de hostelbar zei: "you look too sad tonight, we take you out partying tonight." ('we' dat is hijzelf en zijn vrienden; een groep studenten die een weekje uit was). En ik kon geen neen zeggen natuurlijk. Via hotpot en wine street belandden we terug in bar 88, waar het laat genoeg werd met wodka om me s anderdaags ervan te overtuigen dat een wekker een nutteloos instrument is waar men vooral niet teveel moet naar luisteren, ook al vertrekt er een vlieger. Zet maar uit dat onding.

Ik heb dus mijn vlucht gemist. Dat is een echte dijenkletser. Vooral omdat ik gewoon gratis een nieuw zitje gekregen heb van de vriendelijke mensen van China Eastern Airlines. En dus gewoon twee uur later ben aangekomen in Incheon, en dan Seoul. Waar ik ten heden logeer bij mn Koreaanse vriend Jakob en zijn moeder en zus.

"Zoet Korea, uw adoptiefzoon is terug."

Waarna ze me in haar armen sloot en een kus gaf. Wat ongeveer precies was wat ik nodig had op dat moment. Met mijn vermoeide ogen en mn wodkawalm.

woensdag 21 oktober 2009

Qingdao bummerdag

Mijn reizen hebben iets met laatste etappes. Een oude haat-liefderelatie waaruit alle liefde is gezogen door het gesnurk van de ene, of het constant gezaag van de ander. Of als een lief van twee maand dat je al lang beu bent, en enkel nog verdraagt om de vochtige warmte. Dat plots (want dikwijls heb je dat zelf niet door, tot het ineens daagt - waarom in godsnaam doe ik nog...?) beseffen en er dan naar handelen, bij een kop koffie op een openbare plaats zeggen 'het spijt me het ligt aan mij we kunnen zo niet verder het is voorbij ik hoef je niet meer.'

Zo plots en onverwacht stond er enkele maanden geleden een Wit-Russische agente voor mijn neus om te zeggen dat ik werd aangehouden ten laste van het niet bezitten der geldige transitdocumenten, waarna ik hardhandig en met enig tegenwerken van mijn kant (brutaal dat ik was!) op het perron werd gezet waarna de trein verder reed richting Berlijn. Laatste etappe, want in dat duitsland stond er volk te wachten, met in hun broeken vliegtuigtickets naar huis, waarvan ook een voor mij. Tot die van Belarus er anders over beslisten natuurlijk. Dat alles uiteindelijk goedkwam is evident - anders zat ik hier nu natuurlijk niet te typen in Qingdao, met beide testikels nog in mijn vlezig net intact.
Onverwacht ja, in zekere zin; maar er waren natuurlijk ook voortekenen geweest. Een Australisch/kiwi-koppel dat vertelde van een vriend die net hetzelfde had meegemaakt in Ukraine bijvoorbeeld. Waarom ik ooit geloofd heb in het feit dat Belarus (of all countries) makkelijker was om door te geraken dan Ukraine weet ik niet meer. Dat gevoel van onoverwinnelijkheid van de reiziger die op het punt staat zijn strafste stoot af te ronden zeker?

(Zo zijn er ook de voortekenen die het koppel niet ziet. Niet wil zien. Minder oogcontact, communicatie, alles spreekt opeens voor zich, er staan geen bloemen meer op tafel of ze zijn verslenst,...)

Voortekenen die men achteraf pas ziet. En dus nutteloos zijn. In dit geval: ik moet ze nog zien, die voortekenen. Waar in het eerdere verloop van mijn reis staat de hint geschreven dat de boot naar Korea op 26 ocotber volgeboekt is, vijf dagen op voorhand? Misschien de incompetentie van de chinese ticketing systemen en hun personeel? Misschien het ongebreideld speculeren der zelfgepromoveerde chinese private zakenman, die denkt, reserveren kost toch nop, ik 'koop' honderd tickets zodat de boot 'vol' zit, en als er dan nog buitenlanders opwillen verkoop ik ze een zitje voor het dubbele waarna ik een van de gereserveerde tickets ophaal. Dat er dan 99 ongebruikte reservaties overblijven kan hem geen fluit schelen, hij heeft net zijn twintig euro verdiend.

Gegarandeerd zit maandag de boot naar Korea slechts halfvol.

Maar maandag naar de ferry terminal gaan om die gok te wagen, kan ik me helaas niet permiteren. Want op dezelfde dag verloopt mijn visum. En China is niet het land waar ik wil binnenzitten zonder de nodige documenten. Iets zegt me dat de soldaten hier iets moeilijker zijn om te kopen dan in Belarus.

Andere dingen die me mateloos beginnen te enerveren aan het grootse Chinese volk: spuwen met voorafgaand gorgelconcerto, gehurkt kakken zonder de deur dicht te doen (wat me onlangs al wandelend in de straat deed nadenken: als christelijk opgevoede mens werd mij altijd ingeprent 'doe nooit een ander aan wat je zelf niet wil aangedaan worden' - zoiets, klasje catechese is lang geleden - met het gevolg dat ik nu worstel met het volgende probleem: als ik zit te schijten met de deur dicht en er komt een chinees binnen, is die dan teleurgesteld omdat hij niet kan kijken? ik ben geneigd te zeggen van wel, na een maand kaka doen tussen de mensen, een gedachte waar, eerlijk is eerlijk, mijn aarsje een beetje van dichtknijpt. En het dus onmogelijk wordt om nog te gaan. Zo, uiteindelijk, balanceert zich uit het ganse universum. Mooi. Alleen spijtig van de buikkramp.)
Ik ben het ook beu om constant met de dreiging boven mn hoofd rond te lopen om in t zak gezet te worden. Altijd een taxi in te moeten stappen en teken doen van, zet maar je metertje aan manneke, of ik ben weer weg, en dan nog niet weten of het wel klopt. Of toen ik aankwam in Shanghai Station, en er een kruier me hielp met mijn rugzak uit de taxi te krijgen, waarna ik dacht 'fijne service van de stationsmensen' tot hij met indringende ogen zei dat ik hem echt nodig had, mijn ticket vroeg en ik antwoordde 'I need nothing', mijn rugzak van zijn karretje sleurde en aanzette. Dat vond hij niet zo leuk.

Dat verlies je hier dus wel na een maand: je goede manieren. Niet dat ik als een wanhopige vasthoud aan mijn welgemanierdheid - wel integendeel. Meer dan eens werd ik er na een scoutskamp van tien dagen op gewezen dat ik voortdurend en ongepast een franke muil opzette; mijn manieren verlaten me eigenlijk in een wip, nog voor mijn good looks en mijn stabiele stoelgang. Maar zelden is het zo erg geweest als na een maand china. Best dat ik eerst nog naar Korea ga, waar die andere aziaatjes - de lieve & de mooie - me wel weer op het rechte pad zullen trekken. Iets waarvoor ik ze nu al dankbaar ben...

*

Ach ja... Voortekenen. Soms zie je ze direct, soms blijven ze een levenlang verborgen tot je op je sterfbed plots het licht zit, of iets hoort, of gelijk welke zintuigelijke impuls waarna je taal rochelt die niemand verstaat, maar die eigenlijk zou moeten klinken als 'eureka' (Oud-Grieks spreken op je sterfbed, daar tekent toch iedereen voor?) en er tegelijk met het grijs van de dood een glimlach op je verschraalde gezicht verschijnt waaruit je laatste ademstoot op zoek gaat naar de vrijheid die je haar, stervende, geweldig gunt, want ze is de drager van dat laatste antwoord, dat voorteken waar je de laatste dagen constant naar op zoek was: waar er stond te lezen "Dan beste mens, dan is het je dag."

Zoals Henri Morton Stanley die op zoek ging naar Livingston, hem vond in de brousse van Congo - maar tevergeefs, want Livingston bleef liever bij de negerinnetjes - waarna Stanley naar huis ging, trouwde met een Welshe van goede komaf, en op het laken van zijn sterfbed 'So this is time!' uitspreidde.

In het licht van deze gevleugelde afscheidszin het volgende verzoek: wie van jullie dan ook ooit het ongenoegen heeft naast mijn sterfbed te staan en me iets hoort rochelen in de trant van "daarom ... chinese ... met ... deur" of "... dat ... mannen ... de ... open", gelieve me te reanimeren met alles wat je in je lijf hebt.

maandag 19 oktober 2009

Pingyao - Xi'an - Shanghai‏

Nihao, ik ben in Shanghai, wereldstad met wolkenkrabbers en een erg vreemd bouwsel dat er een beetje uitziet als een atomium na orkaan katrina, enkele staken en twee bollen, dat bovendien s avonds wordt verlicht als dertig kerstbomen. Qua kitsch hoef je de chinezen niets te leren.

Ik ben dus al n tiental dagen uit Beijing vertrokken op weg naar dat ander land, een weg die me eerst leidde langs Pinyao, een klein ommuurd stadje - 40 duizend inwoners slechts! - waar om half twaalf alle lichten uitgingen en alle bars sluitten, ware het niet dat ik vriendjes gemaakt had met twee italiaanse broers waarvan de oudste vloeiend chinees kon, een skill die hij met plezier aanwendde om de meisjes van een drinkgelegenheid te charmeren tot iets langer openhouden. die italianen toch; trek ze vacuum op een fles en ze lullen er de verzegelde kurk nog uit.
Twee dagen gebleven en de laatste avond naar de nachttrein gevoerd door zo n gemotoriseerd riksja ding (de binnenstad is grotendeels afgesloten voor 'normaal' verkeer) en toen de chauffeur over een flinke wegverhoging vlamde, keihard mn hoofd gestoten aan het metalen skelet van de afdakje. Ik heb er nu nog steeds een buil van.

Die nachttrein ging naar Xi'an, oude hoofdstad van een der grootste rijken uit de geschiedenis van de wereld. Zonder problemen tot in het hostel geraakt waar ik na het afwerpen der bagage in de lobby mn lonely planet kopietjes zat na tel lezen tot plots een grote bebaarde noor mn naam uitriep. Het was Tor, de reiziger die ik eerder ontmoette in Ulan Bator en nu twee weken later zaten we beide in hetzelfde hostel! (dit is overigens niet de eerste keer dat ik mensen 'herontmoet', maar Tor is wel de persoon waar het enorm mee klikt - wat een grappig zicht moet opleveren voor de chinezen, ongetwijfeld.) Samen weest eten in de moslimwijk, het interessantste deel van de stad, buzzing bee hive, en erna zonder te kaart te checken naar huis proberen te wandelen, wat falikant mislukte (de hostel lag aan de zuidpoort, wij stonden plots voor de noord, nvdr.)
Andere belangrijke ontmoeting, Lily de chinese, die op mijn kamer lag en na een kort openinggesprek alles voor me regelde. Zij was het die mn goedkoop vliegtuig regelde naar Shanghai bijvoorbeeld. De laatste avond heeft ze mij en Jantina (!) Van Veen (! achternicht van!), de ik al kende van in Pingyao, meegenomen naar de beste eetplekjes van de stad, om achteraf naar de KTV te gaan om hartelijk te zingen. voor drie uur!

Maar nu dus in Shanghai. Terug alleen. Gisteren naar de zoo geweest (de zoo elza! eindelijk!) Ik heb ook mn ticket voor Qingdao al geregeld, dus dat laatste chinees hoofdstuk zal wel lukken. Vooral omdat Tine ook afkomt en ik dus weer eten kan bestellen, wetende wat er me te wachten staat. Al is dat in een superverwesterd Shanghai ook wel best te doen..

de groeten allemaal!

woensdag 14 oktober 2009

Over Frank

Il bambino d’oro is dood. Arme Frank geveld door een bloedklonter in zijn longen(?). Ik ben diepbedroefd, want u weet het of niet, beste lezer, ik ben een immense en op een haast irrationele manier onvoorwaardelijke VDB fan. Iets dat ik blijf.

Dat komt omdat geen enkele coureur me ooit zo geraakt heeft. Niet enkel op de flanken van la redoute maar als levende mens. Waarom ik zoveel hou van mensen die falen? Geen idee; misschien omdat het een plek aanmaakt waar ik zelf heen kan na een mislukking? Een plek waar mensen me graag zien ondanks vele tekortkomingen?



Maar Frank is dood. Jonge man, oude coureur. Uitgespuwd als een sjiek die enkel nog haar kleur herinnert aan het papiertje dat ook op de grond ligt, maar nu pastel is en smaakloos. Door een peloton nog wel dat stinkt van de leugens. Frank als commercieel product dat een truitje aanmag omdat men dan spullen verkoopt, aircos. Of meer mensen doen gokken, al van die trieste dingen die nooit aangaven wat de echte reden was van die vreemde man die telkens opnieuw op de fiets kroop, een wielergek die dacht dat hij de zoon van god was, en dat ook even bleek, ergens tussen liege en bastogne, en in spanje ook, iets later, waar hij een coureur werd die meer hoogte nam dan zijn wielen konden verdragen, waarna ze braken, en hem meenamen naar het donkerste dal waar zo weinig licht scheen dat zelfs god de vader zijn zoon niet meer zag, het hoofd wegdraaide en vergat.



Ik geloofde in je come-back, Frank. Dat ooit de benen zouden spreken terug. Niet dat ik verwachtte dat je een koers zou winnen, maar tweede worden in een semi-klassieker, zoiets, en je dan achteraf horen toegeven dat de ander beter was. Groots zijn in het verlies, glunderend op het podium naast een jonge coureur met minder talent maar een ongetwijfeld mooiere wielertoekomst, met een blik in de ogen van zie je wel mannen, ik heb het jullie al bijna gelapt en de volgende Grote Koers hee, die ga ik winnen.

Dat je dan niet eens aan de start zou komen van die Grote Koers ging er helemaal niet toe gedaan hebben. Enkel die mogelijkheid voelen, een week op voorhand een pronostiek in te kunnen vullen met als winnaar Frank VDB, en er ook echt in geloven… Dat had ik nog eenmaal graag gedaan. Voor mij was je dertiende come-back dan al geslaagd.



Maar geen meer. De enige mogelijkheid is een verrijzenis. Een mirakel dat ik nooit een sporter meer heb gegund. Maar ik ben God niet, en jij bent mijn zoon niet, lieve Frank. Het is niet mijn beslissing. Ik sus me en mijn supportershart met de gedachte dat je rust na een leven dat te turbulent was voor een simpele sterveling. En als je straks toch de zoon van God blijkt, en onder een andere naam verschijnt aan de start van een Grote Koers zal ik je herkennen, en glimlachend de persoon naast me een zachte por in de ribben geven van heb je t gezien? Waarop ik hem al nee schuddend van krommen aas in het ongewisse laat met de volgende woorden:



“Het is te laat. Hij is al voorbijgeraasd.”

maandag 12 oktober 2009

Bye bye Beijing

Dit is mijn laatste dag in Beijing – gisteren nog in de druil de verboden stad bezocht, als laatste verplicht nummer, maar nu is het welletjes geweest. Ik ben hier weg voordat het echt als een thuis begint aan te voelen waar ik nog langer wil blijven. Tijd voor een nieuw avontuur.
Vanavond neem ik de nachttrein naar Pingyao, om dan door te reizen naar Xi’an, waar al die soldaten van gebakken klei voor eeuwig in de houding staan. Verder ga ik dan naar de Yangtse – ‘lange rivier’ – die ik zal proberen af te varen richting Wuhan. Uiteindelijk wil ik in en in de buurt van Sjanghai geraken om enkele kleinere stadjes te bezoeken waar kanalen doorstromen. Dat het met water dan nog steeds niet zal ophouden, staat vast. Mijn laatste Chinese stop wordt Qingdao (van het bier Tsingtao) van waaruit boten vertrekken richting Incheon, Seoul. Binnen twee weken kom ik daar dan aan; op bekend terrein. Als, opnieuw, alles goed gaat.

Het verleden:
Na enkele dagen Beijing (zie vorige blog? Ik kan mn eigen dingen hier niet herlezen; nog steeds de censuur – jantje staatsgevaarlijk?) met tine de vlieger op richting Hohhot, de hoofdstad van inner-mongolia. Verder naar Baotou, de grootste stad; Graslands gedaan (voor de tweede keer in zo’n koude luizentent geslapen en paardje gereden), en de woestijn. De vuilste wcs gezien, meestal een gat met wat beton rond waaronder drie meter lager een berg stront ligt van anderhalve meter hoog. Ondergoedwinkels gedaan bij de vleet op zoek naar corrigerend ondergoed – wat niet wil zeggen dat ik boxershorts gekocht heb met n moussen vulling. Een lijstje gemaakt met absurde situaties, het waren er een tiental; een ervan betreft een openbare projectie van een patriotische film (Nanjing Nanjing) waar geen enkele chinees nog aandacht voor had nadat tine naast het scherm een foto had getrokken van het publiek. Voor meer raritieiten: vraag ‘t walravens – zij is het van de lijstjes bijhouden.
Van inner-mongolia naar Datong, een vuil stadje als transit naar enkele grotten waar buddhisten tweeduizend jaar geleden majestueuze beelden hebben uitgehouwen. Ook een hangend klooster gezien, een houten constuctie die aan een immense rotsformatie hangt, wat een idyllische zelfmoordlocatie oplevert. Terug naar Beijing na een week reizen en op de weg terug gedacht hoe vreemd het was in china te zijn in het oneindige jaar 2009.
Back in Beijing vuile kleren gewassen, veel en heel erg. Alles ligt hier nu mooi opgeplooid naast me, te wachten op een sessie proppen in de groene trekrugzak.
Eergisteren trouwens in het Olympisch park naar de Chinese open tenniskampioenenschappen geweest; Djokovic – Soderling, Nadal – Cilic, Petrova – Kuznetsova en de Bryan broers tegen twee fransen. Live tennis is cool! ‘s avonds met de denen en de zweden van tine naar de kwalificatiematch voor het WK gaan kijken, maar niet gezien hoe de denen zich wisten te plaatsen, en de zweden in tranen achter lieten – ik was moe, en de eerste helft saai. Bovendien gemerkt dat ik niet meer zo goed tegen de drank kan. Het was immers geleden van die uitspatting met de Russische soldaten – een maand geleden is dat al! Die dagen dat ik op mn eentje met Tolstoy reisde…
En nu is het weer van dat! Hoe moeilijk het zal worden om geen tolk meer bij me te hebben, besef ik nog niet goed. Wellicht dat vele chinezen de wenkbrauwen zullen fronsen bij het zien van zoveel handgebaren straks, wanneer een kleine belg staat uit te leggen dat hij morgenavond de trein naar Xi’an wil nemen op hard sleepers.
Maar alles komt wel goed; ik heb vertrouwen in een uitgebalanceerd universum. Dat wie voor een treinticket moet vechten meer van het uitzicht geniet. Dat je met willekeurig Chinese tekens aanwijzen de lekkerste spijzen bestelt. Dat er binnen twee weken een boot vertrekt die niet zal zinken, met aan boord een vuil ventje in wiens aangezicht de maan haar eigen sikkel herkent…

Er is geen andere manier denkbaar om deze blog af te sluiten dan met een weldiepgemeende dankbetuiging. Waarschijnlijk dat ze het zelf niet zal kunnen lezen, maar toch; soms branden nieuwtjes door dikbegroeide wouden, supersnel. Dankuwel Tina Nina voor alles wat eigenlijk in een lijstje thuishoort dat ik moet ophangen boven een bed in een volgende thuis; een appartement langs de Han, of elders nog onzeker, we zien, schouderophalend, wel – het lot van de reizende waaghals, die zijn huis meedraagt in zijn hart en dus eigenlijk overal bij de mensen is.
Het is een lang lijstje.

vrijdag 2 oktober 2009

Ulan Bator - Beijing

Het is met de glorieuze trompetten van de militaire parade op de achtergrond dat ik deze blog typ. Af en toe roept er een manneke een slagzin doorheen die ik niet begrijp. Het chinees meisje van de andere kamer in Tina’s appartement, zit lustig mee te neuriën. Overigens zal het meer dan wat voeten in de aarde vergen om u, beste lezer, deze blog aan te bieden; noch facebook, noch blogger is vanop een aan chinese internetverbindingen gelinkte computer te bereiken. Maar kom, china is zestig jaar – en propaganda of niet, dat moet gevierd worden! Binnen in je huis wel.

Wat voorafging: de laatste dagen in Ulan Bator enkel in de stad gebleven; een vuile en chaotische plek waar ‘planning’ en ‘infrastructuur’ woorden zijn waar in de toekomst misschien ooit eens iets wordt meegedaan. Mijn persoonlijke topper was dan weer het fossiel van de vechtende dinosauriërs, een uniek specimen van een velociraptor en een protoceratops die volgens één van de vele theoriën tijdens hun strijd werden bedolven door een zandstorm of een modderstroom of whatever; feit is dat ze samen stierven terwijl dat eigenlijk nooit de bedoeling was. Controversieel is het fossiel anders wel genoeg; volgens sommigen is het zelfs in scene gezet. Maar met controverse hield een tienjarig jantje zich tijdens die nachten bladeren in één van zijn dinosaurusboeken niet bezig. En als je dan zeventwintig bent, en je ziet dat begeerde object eindelijk in het echt, ja dan gebeurt er toch wel iets.

En dan terug de trein op voor dertig uur, en het voorlopig laatst geplande hoofdstuk in mn reisverhaal. Ik was in die zin blij dat het voor mij een vlucht betekende van het rugzaktoerisme, dat me in mongolië redelijk de keel was beginnen uit te hangen – ook al leerde ik mensen kennen met wie het echt klikte – oa. een Noor genaamd Tor, die straks ook langskomt in Korea. Maar het deed me allemaal iets té schollreis aan; en bovendien hebben rugzaktoeristen een aantal onhebbelijke gewoontes: één van de eerste vragen gedoemd om op te duiken tijdens een gesprek met een wereldreiziger is ‘How much did you pay for …’, met een lichte nadruk op ‘you’, waarbij het dus niet gaat om hoeveel het gekost heeft – als informatief gegeven voor een verderzetting van de reis – maar om te vergelijken met het eigen betaalde bedrag. Als in een competitie van wie het goedkoopst kan reizen. Aangezien ik geld het minst interessante gespreksonderwerp ooit vind, antwoordde ik steevast ‘I don’t remember’ waarop de mensen die me wel lagen gewoon over iets anders begonnen, en de mensen die toch nooit mn vriendjes zouden zijn zich omdraaiden en aan de volgende guesthouse bezoeker vroegen ‘how much did you pay for…’ Dus wie al wie romantische gedachten had over hippietoestanden in de wereld van de globetrotters, berg ze maar gauw op. Bijna allemaal hebben ze computers en gesofisticeerde gsms bij waarop ze perfect bijhouden hoe en wat.

Bovendien liegt iedereen; en vertellen ze volgens mij altijd een lager bedrag; zoals de portugese zussen waarmee ik een taxi gedeeld had die 3500 mongools gekost had; een bedrag dat tijdens een gesprek dat ik toevallig horde al was gereduceerd tot 3000. Soit.

Ik ben nu terug in de anonimiteit van de wereldstad, en dat bevalt me veel beter. Ik heb de laatste drie dagen willekeurig richtingen kiezend, verdwalend, rondgelopen in de stad. Beijing heeft me enorm verrast in de zin dat het hier proper is, geordend, geregeld, enzovoort. Veel meer dan Seoul bijvoorbeeld. Qua moderne architectuur een absoluut hoogtepunt. Bergkikker gegeten (denk ik). Een meisje leren kennen waar ik nu al drie dagen op rij mee heb afgesproken, ze heet li lei en als ze lacht, worden haar (naar ik vermoed) verknipte oogjes terug de dunne spleetjes van oorsprong. En toen ik gisteren in plaats van in de zoo op een tentoonstelling van de verwezenlijkingen van 60 jaar people’s republic binnensukkelde, vriendjes geworden met n chinees die een master in Koreaans heeft en die heel gelukkig was van me te ontmoeten.

Beide chineesjes zijn me nu aan het overtuigen om English teacher te worden in Beijing… Wie kan voorspellen hoe dat allemaal afloopt?!

Ok, de rest van de dag klopt op de deur; de chinezen hebben met chemische substanties voor schitterend weer gezorgd, en ik denk dat we – tina, de expats en ik – daar maar eens van moeten profiteren!

Zai jian