vrijdag 28 januari 2011

Drie Bloempjes

Drie bloempjes van den tak genomen
Voor 't oudren hart een groot gemis,
Heeft God in 't Hemelryk doen komen
Ja daar, waar Jezus is,
De Christen met zyn lot begaan
Denkt wat de Almagt doet is immer
welgedaan.


Staat gekerfd in een grafsteen met drie meisjesnamen op. Van kinderen, gestorven in een tijdspanne van twee weken, het eerste op 20 december 1854, amper tien maanden oud: Georgina Wilhelmina Muller. Drie dagen later al: Georgina's zusje, Maria Johanna Cornelia Muller laat het leven, drie weken voor haar derde verjaardag. Op 5 januari overlijdt ook Johanna Petronella Muller, de oudste, anderhalve maand later werd ze zes.
Twee graven verder: Cornelis Johannes Muller. Gestorven op kerstavond van het jaar 1935, leeftijd: 88, wat hem van 1847 maakt. Is Cornelis de oudere broer van de drie meisjes? Kan het anders, cfr. de namen? Was hij getuige van hun dood, als achtjarige knul? En wat met al die drie-en rond Maria Johanna's? Mysterie! Toeval! Heeft Cornelis zijn uitzonderlijk lang leven te danken aan de balans van het universum, maw: vond hij zijn lang houdbaar brood door de zussen hun premature dood?

En plus.

Schuin achter deze twee familiegraven, een vierde meisje: Johanna Muller. N? 9 september 1856, minder dan twee jaar na het trio laatste vaarwel, elf jaar later zelf ook weer dood. Op haar grafzerk kan je lezen:

De mensch van een vrouw geboren,
Is kort van dagen en zat van onrust,
Hij komt voort als ene bloem,
en wordt afgesneden.
Ook vlucht hij als ene schaduw
en bestaat niet meer.


Wat dachten de ouders Muller toen ook hun vierde dochter te jong stierf?
(In elk geval werd de moeite gespaard een nieuwe naam voor het kind te bedenken. Moeten ze op haar tiende verjaardag toch even gedacht hebben doeme, nu leeft er ene zolang en hebben we haar gewoon Johanna gedoopt.)

Vader George Muller dacht: De pot op met Jezus en de almagt, ik ben op cafee want ik kom hier zot? (Waarna hij zich dronken, door dronken vrienden overhaald, terug aansloot bij de plaatselijke cricketclub en nog twee mooie seizoenen bijdroeg tot het succes van zijn team, als ervaren batsman en occasionele spin-bowler.)

Moeder Muller, geboren Smuts, dacht: Maar dat van die bloemen vonden we wel schoon vorige keer, ne George? En ook iets over mij als moederpersoon alstublieft, want ik heb toch meest afgezien, van al die dode dochters.

De zoon uiteindelijk dan, kinderlijker nog in zijn verdriet, staart voor zich uit tot het donker wordt, de dansende schaduw van de takken waar de winter het bloeien uit keek.

***

Ik kan het amper verhelpen, wil verhelpen, maar sinds de eerste keer op de kleine begraafplaats tegen de wand van de berg, in onbebouwd gebied tussen UCT Upper Campus en het Cecil Rhodes memorial, ben ik op zn zachtst gezegd behoorlijk geintrigeerd door deze combinatie van grafzerken. Moet ik nu de archieven in? Of zal ook deze obsessie verdwijnen zonder wrijven?
Bovendien vind ik - vanuit het perspectief van de literatuur-student met een aangeboren zwak voor dichtwerk - dat tweede stukje niet alleen knap beeldrijk, zelfs progressief in vergelijking met het eerste (geen rijmschema of jambische meters, 'zat' van onrust, een volledig afzweren van God , in1867!), maar vooral erg donker. Het leven van de mens, dat voorkomt (passief!) als een bloem die wordt afgesneden en enkel kan vluchten in schaduw, die toch net iets langer leeft. Maar wel ook sterft, heel kort erna, te snel voor het licht begrip van de mens. Zelfs erger: Niet meer bestaat, wat dieper gaat dan niet leven, sterven. Vergeet de ziel, het hemelrijk. Lig nergens anders dan weggerot tussen de graven van anderen waar het gras weelderig groeit tussen de kraken van de stenen, de poort, smeedijzer, is gesloten maar de muren niet erg hoog. Bomen geven aan de helft van het perk lommer – de zusjes echter liggen vlak in de zon, hun donkergrijze gedenksteen warmde op als een bakplaat.

Het was op weg naar de bergtop aan Lion's Head, van waar ik samen met Glendon, een zwerver/filosoof met connecties overal - vooral in de straten, mijn straten - naar de stad beneden keek, en niet teveel nadacht over het feit dat de bouwwerken aan het English Department nog steeds niet voorbij zijn; This Is Africa. TIA baby. Geduld is een noodzaak. Ondertussen al lang mn boeken uit, en aan de UCT bibliotheek begonnen.

Naar Pretoria gevlogen en het beste 'random concert' ooit gezien – het genre van je komt iemand tegen met een guitaar in een backpackers die vraagt of je hem wil zien spelen. Zo random. Dronken Toby Benko, die er bijna toe kwam om de Zweedse Eva terstond ten huwelijk te vragen, en ervoor tijdens het spelen diep in haar ogen keek, maar zij, bijziend zonder bril, moest het achteraf van mij, bijziend met bril, horen. Had op zijn minst tien Black Labels binnen vooraleer hij een onvergetelijke versie van Working Class Hero inzette. And I never met a Toby that I didn't like.
Union Buildings bezocht, dat is al, maar het regende zoveel. Matt Damon liep er ooit over de trappen. Waw. Morgan Freeman speelde er tegelijkertijd Mandela. Arme Nelson, van wie vanavond welles nietes werd verteld dat hij net zijn laatste vrijheidswandeling maakte.
Verder een concertje af en toe, of een feestje, in Cape Town, men kent dat wel. The Simple Life hier thuis in Mowbray. Harten troef. Koning van de dieven. En de straat schendt nooit haar vrienden.


Dit alles vertelde een gezegende ik, die u groet, als een vakidioot op sletsen,

J.

donderdag 6 januari 2011

een enkele groene

Het is alweer een tijd geleden, zolang zelfs dat mijn gelukkig nieuwjaar komt nadat het gedruis lang niet meer weerklinkt in de straten van de steden die we samen kennen. Mijn excuses daarvoor zijn er niet minder door gemeend. Zuid-Afrika en het internet, het blijft een problematisch gegeven, met belachelijke prijzen en beperkte draadloosheid. Soms doe ik gewoon niet genoeg mijn best, dat ook wel. Toegegeven.

Ik ben ondertussen verhuisd vanuit de backpackers in Obz naar een mogelijks meer permanente setting – een kamertje in een huis dat ik deel met een fit uitziende Nigeriaan die graag dweilt en werkt aan zijn PhD in Law en een gast van Mauritius met een nakende Master in Physics. Hij gaat elke dag naar de gym, en drinkt van die shakes met pomppoeder, waardoor zijn musculatuur eruit ziet alsof iemand er een rietje aan zette en blies zo hard hij kon. Ik ben hier met voorsprong de magersten, behalve mss rond de buikstreek. Verhoudingsgewijs zeker weten.We komen goed overeen, das t voornaamste. Erg studentikoos, met een waterkoker, gedeeld toilet en een bed in de hoogte, net zoals dat kot ooit in de Victoriastraat, dat ik enkele hoofdstukken geleden halsoverkop verliet voor een avontuur er ver vandaan.

Maar nu, vandaag, is dit mijn adres:

4, Mount Road
7700 Mowbray
South Africa

Ik heb trouwens ook een SA telefoonnummer: 27733833239. Dat van Belgie werkt niet meer. Ik denk immers dat mijn simkaart ergens tussen Big Bay, Cape Town, Observatory en Mowbray op t straat is beland. Helemaal zeker is dat niet, maar toch. Ik heb een vermoeden. Bel me, schrijf me.

Heeft iedereen het jaar ingezet met stijl? Ik wel. Eerst deftig gaan eten met Stefan en Stephan, daarna rondgehangen op Long Street tot het middernacht werd en dan met een roos bandje rond de pols gependeld tussen twee clubs, waarvan vooral de tweede zweterig werd. Overigens waren we allen al lang dronken toen, een verwachte ingesteldheid die begon hier in dit eigenste kamertje van me, met wodka en appelsap, verder gezet in het taxibusje dat ons in vijftien minuten naar t centrum bracht. De champagne voor het eten deed de rest.

Ben ook nog steeds flink aan het lezen, al mooi over halfweg in die toren boeken die nu als op de plank van een boekenkast op mn burootje staat. Lesogo Rampolokeng schreef 'I'd make a kite of my heart if I could fly it.' Dat vond ik wel schoon.
Tussen het lezen door ga ik dezer dagen ook naar de cricket met Eva de Zweedse wereldburger. Zuid-Afrika speelt de derde Test Cricket match tegen India, op een steenworp van hier (die in Centurion was voor SA, die in Durban ging naar India, 1-1 dus). Vanaf tien uur in de blakende zon op een grasveld naar volwassen venten kijken die op t gemakske een bal weg en weer gooien en slechts sporadisch hun pas versnellen – het heeft iets van tijdens de Europese zomermaanden languit naar een vlakke rit in de Tour de France kijken. Na de eerste inning is de stand 361-364 voor India, met al twee wickets weg voor 51 in de tweede (SA bat eerst, nadat India de toss won). Ter informatie.
Morgen lig ik daar weer in t gras. Hopelijk vinden Hashim Amla en Alviro Petersen tijdens de nacht een remedie voor al het Indisch bowlinggeweld... Het zou de eerste keer zijn dat Proteas thuis van India verliest. Mijn thuis.

Twijfel je nooit aan je keuze, vroeg Eva plots toen we met een rood voorhoofd (ik) en rode kniee-en (zij) van het stadion wegliepen. Ik denk van niet, was mijn antwoord. Wat zoveel betekent als twijfel over twijfel. Maar als je twijfelt over twijfel, wat blijft er dan over? Is het als twee minnen die elkaar uitvlakken? Of twijfel in het kwadraat?
Ik heb er eigenlijk nog niet bij stil gestaan, bij de zin of onzin van deze laatste impulsieve daad, was mijn definitieve antwoord. Als je moet kiezen tussen vijf rode snoepen en vijf groene kun je toch nooit te weten komen hoe die andere vijf smaakten. Maar als je rap bent en ze direct opeet, ben je misschien wel net op tijd om van de ander een snoep af te schooien. Dan heb je vijf groene en een rode. Dat leerde ik lang geleden van twintig frank in de fruitkorf op zondagen.

Je kon ook gewoon wisselen, zei ze. Dan heb je vier groene, een rode en geen buikpijn.

Verder:
Begint algauw t unief opnieuw te werken, spannende dagen komen eraan, dagen die mijn toekomst gaan bepalen.
Bevindt er zich twee huizen verder in mijn straat een karateschool; het zit er dik in dat ik me daar kortelings inschrijf.
Is er van Ally Shina geen spoor meer te bekennen, ook en vooral omdat ik er niet achter zoek / wil zoeken, een atypisch emotioneel foert dat me soms 's avonds nog steeds kan verbazen. I think I unknowingly dodged a bullet... Bleek ze toch wel een serieuze vijs hebben loszitten, dat negerinnetje van me. Bovendien stikt het hier van de schone & schaars geklede vrouwen. Van elke kleur.

En vooral: hangt er in deze stad een sfeertje van alles is mogelijk. Alsof revolutie broeit, niet van politieke aard, of artistieke, of zelfs niet culturele. Eerder een soort van mogelijkheid tot al wat mens is ziet elkander graag. En al moet je om dat te zien voorlopig nog langs de lelijkheid van de restanten van een vuil verleden kijken (mensen zonder tanden die high van de crystal meth een weg terug naar hun township zoeken, rijke witte die hun neus ophalen), de hoop straalt uit de ogen van de mensen van goede wil. En nu, na een maand, denk ik daarin een plaats te hebben gevonden, met het gevoel te wonen exact daar waar ik dien te wonen. Als ware het haast voorbestemd.

Dus, twijfel? Neen. En met een enkele groene heb ik eigenlijk al meer dan genoeg.