woensdag 22 december 2010

Veranderingswind

Gelezen dat ik heb de laatste dagen! 550 pagina's wetenschappelijke literatuur, eerst over trauma in SA (amai mn frak...), dan een bundel essays specifiek over het wel en niet van de Truth and Reconciliation Committee, het orgaan dat na 1994, hét jaar, de schade van de apartheid moest herstellen, en nu een studie over de moraliteit van ikasi (Xhosa – de x is een klik – voor township) jeugd. Op vrijdag immers naar Clark's bookstore en een kleine investering gedaan, die daarstraks nog als een toren boeken op de salontafel in Big Bay stond. Ik denk dat het straks tijd wordt voor een roman...

Na vorige dinsdag, dé dag, en voor de reunie met De Boeken eerst wel een aantal dagen gevierd, een beestje blijft van aard, – één van de hoogtepunten: in Tiger Tiger, een club in een winkelcentrum, op de handen van de andere belgen, crowdsurfend tijdens Teenage Dirtbag. Na twintig seconden stond er een beer van een neger aan mijn mouw te trekken en tien seconden later aan de kraag mee naar de uitgang. Lap. Buitengesmeten.

Maar dus geen salontafel meer. De huisvreugd die ik deelde met Stefan en Stephan, achtergelaten voor de wereld van de backpacker, vanwaaruit ik op zoek ga naar een woonst – hoe dichter bij de campus hoe beter en hoe goedkoper hoe t best; waar k met die ingesteldheid uiteindelijk aankom is een raadsel dra opgelost. Morgen huizenjacht. Nu ja, huizen...
Een ander konijn dat ik wel al gestrikt heb is een bibkaart, waarmee ik gratis en voor nop de shuttle dienst van UCT op mag. ACE indeed. En onbeperkt Boeken natuurlijk. Ik heb trouwens een snee in wijs- en middelvinger van mijn linkerhand. Hoera!

Oh, 28 december flikkeren ze me ook hier sowieso buiten. Volboekt voor eindejaar. Net als alle andere backpackers in de buurt. En als je weet dat de contracten voor huur ook hier de eerste van de maand ingaan, zit ik helegans met een ei van vier dagen over tijd. (Een transgendermetafoor?!)

Oh ja, morgen vier ik met een deel Zweedse meiden mijn warm welkom in de buurt – zij wonen aan de overkant van UCT – en tegelijkertijd op hun manier kerstavond. Dat wil zeggen: met a lot of glögg, ofzo. Geen idee wat dat betekent, maar ik heb het gevoel dat je er dronken van wordt. Voor tzelfde geld is t gebak. In elk geval heb ik het wel voor Zweedse gebruiken. Op een braai zo'n zakje met tabak & kruiden onder mijn lip geduwd, na eerst verkeerdelijk onder mijn tong stommerik, en dat was lekker. Lekker onder de lip, en dan door de spleten van je tanden.

Verder wil ik me excuseren. Voor de kwestie van hak op de tak. HAYIBO!

woensdag 15 december 2010

Een Goed Plan is beter dan geen plan

Er zijn soms van die dagen. Je staat op met de mogelijkheid van meer dan een dag, en dan een tiental uur later kijk je bij jezelf over de schouder en je ziet meer dan wat gemiddeld mogelijks kan. Een heroische fietstocht, het openbloeien van iets met een meisje dat begon als een gesprek in de zon, een beslissing waarover andere mensen maanden doen, maar niet jij die zich gewillig liet meedrijven in de maalstroom van oorzaak en gevolg, en dat wat ooit ergens achteraan je gedachten bengelde staat plots verleidelijk in je gezicht te lachen en met de heupen te zwieren.

Attentie, doch! Geen nieuw wulps verhaal, maar passie van een geheel andere orde. Ik ben vandaag en gisteren plots overmand door het gevoel: de wereld, mijn speelplaats, heeft iets in petto. Dus met mijn stoutste schoenen aan ben ik naar Cape Town University getrokken, met in mijn linnen zak niets meer dan mijn kleine trouwe laptop en papieren die spreken van de inhoud van mijn mars. Ik ben er compleet op t onverwachte het departement Engelse Literatuur binnengewandeld om te zeggen kijk mijn naam is Jan, ik ben niet van de domste, en ik zou graag een doctoraat beginnen hier. De twee dames van de receptie, de ene een negerin met een ontzettend warme glimlach, en de andere eerder van meer oosterse regionen, maar ook met een ontzettend warme glimlach, vroegen: heb je een doctoraatsvoorstel? En ik stoutmoediger dan ooit tevoren: ik heb er zelfs meer dan twee, maar wel enkel in mijn hoofd!

Oei zegden ze, dat zal niet gaan dan, en ik: geef me een uurtje en dan typ k het uit. Perfect zeiden ze beide, en ze lachten nogmaals hun warme lach, waarop ik rond de hoek aan een tafeltje een kladje uitschreef over wat mijn plotse doctoraatsvoorstel zou inhouden. Je bent net op tijd, riepen ze me nog na, want morgenochtend komt het committee samen om de voorstellen te evalueren.
En zo stond een uur later ik in het buro van Isa, de zwarte, met op mijn flashdrive een idee voor een docotoraatsvoorstel dat ze opstuurde naar de proffen. Morgen bel ik je over het resultaat zei ze nog, en ik naar huis een duizend bedankjes achterlatend.

Met een glimlach liep er die maandag een Belgische jongen door de immense campus van UCT, denkend van, dat ging helemaal niet slecht, en we zien morgen wel, maar tegelijkertijd ook wel met een enorme zin om terug studentje te spelen; de gangen in het departement, de oude gebouwen van de upper campus tegen de bergwand aangeschurkt, met een zestigtal treden die leiden naar het centrale plein, bijna als een forum romanum, een middelpunt van iets dat ruikt naar oude boeken en wijsheid. Oh heerlijke Boeken, met al die slimme letters erin, hoezeer verlang ik naar Uw Pagina's. Hoezeer wil ik terug mijn vingers snijden aan Uw Papier! Zo'n dingen dacht ik op weg naar beneden, enigszins gereserveerd, dat wel.

Na maandag komt dinsdag, en die ochtend van de nieuwe dag begon zoals elke andere dag hier totnutoe; een kop korrelkoffie en een rooie stuyvesant tot plots rond tien uur mijn gsm rinkelde – het was Isa. Dat de committee liet weten dat er meer dan gewone interesse was in mijn voorstel. Dat er een professor is die zo gauw mogelijk met me wil praten...

Hoeft het gezegd dat ik stante pede een plan maakte en opnieuw naar UCT aanzette? Dat ik goed anderhalf uur later de hand schudde van de professor in kwestie en nog anderhalf uur later na een geweldig interessant gesprek met mijn kop vol idee-en voor de tweede keer in evenveel dagen die zalige wandeling naar bedenen deed. Met een ongelooflijke mogelijkheid in de broekzak van mijn brein: te doctoreren aan de oudste universiteit van Afrika. Een twist of fate zoals ik er misschien nog maar ene keer van heb gehad, die keer dat ik in twintig minuten besliste om een jaar in Seoul te gaan wonen, een dag die nog steeds staat geboekstaaf als de geboorte van het Korejantje. Zomaar, op de trein van Oostende naar Gent. En nu, amper twee jaar later, kijk ik vol goesting naar de komende anderhalve maand, waarin ik op zoek moet naar een dak, een bed en een burostoel, om dan te lezen als een wilde wilde gek (niet toevallig een huisspecialiteit), en aan het toetsenbord moet om de tien a vijftien pagina's die men normaal verwacht van een voorstel rond te krijgen. Een gemotiveerd man is er twee waard.

Waar dit me laat in the grand scheme of things? Nog geen idee. Dat ik waarschijnlijk niet zomaar kortelings naar huis kom? Al zijn er waarschijnlijk documenten die ik zal nodig hebben. Documenten met officiele stempels and such... Ach, futiliteiten...

Juich toch maar al een beetje, mijn vriendschap. Ik heb immers wellicht net voor alleman de beste vakantieplaats gefikst.

maandag 6 december 2010

A Long Expected Entry

Sorry iedereen. Voor die dagen van stilte. Ik heb ze aangewend voor enkele tours de force; graag had ik er nog één meer bijgedaan – het aankondigen van een nieuwer plan. Voorlopig komt hier enkel wat gebeurd is, niet wat nog kan komen.

Hectische vlucht, alweer. Zodanig dat de balans leek over te hellen van 'verdomme, wat heb ik weer een pech' naar 'met al die pech heb ik sjans dat...'
Eerst en vooral: twee besneeuwde en bevroren Europese luchthavens. Qua symboliek een prentje, wie zegt er liever dag land dan de reiziger die van vrieskou naar de zomer trekt, maar praktisch toch niet zo vlottend; drie kwartier vertraging in Brussel, oplopend tot anderhalf in Parijs. Een vliegtuig met een bang afwachtend manneke aan boord.
Door die vertraging alweer die Addis Ababa-stress. Laten ze een vliegtuig naar Johannesburg wachten op passagiers nog onderweg? En hoeveel extra vertraging krijgen we nog, want ook in Johannesburg een vlucht te halen. Enfin.
Na landing in de hoofdstad van Ethiopia – dicht tegen de twee uur vertraging – loop ik als één van de eersten de hangar/luchthaven binnen, een vrouw voorbij die enkele bestemmingen afreutelt waaronder ook de mijne, ik zeg ja! En ze neemt me onder de arm mee langs een korter weggetje zodat ik niet via de security checkpoint moet. Wat een meevaller, en plots denk ik ook aan het feit dat ik voor Addis – Johannesburg nog geen boarding pass heb. Om de een of andere reden kon die in Brussel niet afgeprint worden. (U zult in Addis uw boarding pass moeten afhalen – Ik vind ddat niet zo'n goed idee)
Anderhalf uur heeft het geduurd om aan die verrekte pass te geraken. Uiteindelijk hebben ze met stylo op een blancootje mijn naam en vluchtnummer geschreven, en een zitplaats. Na vijftien conversaties en oeverloos geduld. De vlucht, met 100 minuten vertraging, heb ik wel gehaald. En zo via Johannesburg naar Cape Town gevlogen, waar ik toekwam met een rugzak die stonk naar kriekenbier, want er was een blikje gebarsten. Bij het landen, weer die tafelberg, de stad, de zee. Nog steeds van aanvliegen een favoriet. Zelfs na grondige schrobbeurt staat de groene hier nog steeds in een hoekje te meuren. Wel minder als ik straks wil vertrekken. Als als als.

Iedereen op het puntje van de stoel zucht. Wanneer vertelt hij eindelijk van zijn lief, dat zwart meisje dat ergens in april met grote trom zijn leven binnenwandelde, wiens echo de woorden op deze blog domineerden?

Dat is ergens misgelopen. Omwille van redenen. Een mens kan enkel proberen om alles te verstaan, en ik ben tot een soort begrip gekomen. Heb ik toch maar mooi twee maanden lief, lijf en leed gedeeld met een schone Zuid-Afrikaanse en haar Grote Mond. Content.
Dat merkte ik toen we aan Green Point op een terrasje grote garnalen deelden. Ik ben daar trouwens geraakt door te fietsen van Big Bay, waar het huisje staat, voorbij Blouberg strand, Table View, Dolphin Beach en Milnerton, door Cape Town downtown, met een beetje omwegen, want ik wist de weg niet zo goed. Twintig K, werden er makkelijk 25-30. En op de terugweg op gevoel compleet verdwaald, mountainbiken in de jungle van de stad, van korte stukken autostrade, tot alla veldrit met fiets over de schouder langs stijle bermen en wegenwerken op en onder bruggen. Nog eens minstens 40 erbij. Op een mountainbike met platte banden. Langs de claxons van verontwaardigde bestuurders - wat, een fiets op de snelweg stupid ass!

En toen ik uiteindelijk toch door Blouberg reed en de heuvel waarop Big Bay ligt, verscheen, zakte de moed me door de zolen, ik dacht, misschien dat ik die helling niet meer opgeraak. En toen, net voor de klim, liep mijn voorband leeg, zodat ik met fiets in de hand de laatste kilometer te voet heb gedaan, compleet uitgeput, met glimlach en een rode neus.

Oh oh de zon... Vakantie is leuk, maar ik ben er al iets te lang op. Misschien dat ik gauw vertrek. Met spuitjes en wat visa. Want eigenlijk jeukt het wel.