Bommelstraat,
Nieuwmunster. 22 juli 2012. 6.00 's ochtends.
"Ga
je ook mee koeien melken," vraagt Boer Frank terwijl ik sta te waggelen
met een flesje bier in mijn hand, volledig opgegaan in Brabanconne.
Ik zeg ja natuurlijk en niet veel later stappen we met zijn vieren
door de nevel naar de 40 melkkoeien die, zich slechts matig storend
aan dit ochtendritueel, al naar de stallen beginnen te slenteren.
Soms loenst er ene opzij om te zien of het echt nodig is om dan in
een brede zwaai haar kop en lichaam mee met de poten terug naar de
melkput te richten op een met drollen bezaaid pad. Die horen erbij,
dus ik ruik ze niet echt. Bovendien heb ik sletsen geruild voor
botten. Van die echte boerenbotten, veel te groot.
Binnen
in de put: poortje open, koe erin. Poortje dicht, vod in warm water,
de spenen reinigen. Dan droogwrijven en de zuigers erop. Vlotjes
floepen de tepels, ruw en eelterig maar toch verrassend kneedbaar
zacht, naar binnen. Door vier darmpjes loopt de melk naar de ton.
Wanneer
we terug buiten zijn, schijnt de zon. Het wordt de eerste mooie dag
in maanden(?), nog tot drie uur in de namiddag blijf ik zitten rond
het smeulende kampvuur, denkend aan koeien melken, velden, caroten...
van die dingen die simpel lijken en je in die hoedanigheid gelukkig maken. Herrijzen.
Een
dag later, die van de lege portemonnees, overvalt me op de verschrikkelijke Vlasmarkt de gedachte dat koeien melken en bier drinken plezanter is dan bier
drinken en wildplassen en mensen ellebogen om door te kunnen terwijl
van tussen de kasseien een walm opsteekt waar je net niet van moet
kotsen.
Toch
zal het bij die ene keer koeien melken blijven. En kan ik garanderen:
volgend jaar terug onder die discobal. Droevig.
Andere
dingen waar ik droevig van wordt: het megalomane betonnen monster dat
men straks uit schaamte met hout moet bedekken alvorens het kan
dienst doen als surfclub van De Haan. Toen men in de Middeleeuwen om
ter hoogst een toren bouwde, vielen de misbaksels geregeld om. Dit is
in deze moderne ontwikkelde tijden jammerlijk geen optie; men kan als
estheet en Hanenaar enkel hopen op nietsontziende duinen, of de
toevallige passage van een pyromaan die op vakantie zijn pilletjes
vergat.
“Ik
wil de grootste hebben,” zing ik, door het schepencollege
geïnspireerd, onder het nemen van foto's van de
bouwwerken, en kan mijn lach amper onderdrukken. Gelukkig is er de
verontwaardiging, en de droefheid. Blijf bij de zaak, dit is serieuze
materie! Beton met belastinggeld betaald. Hebzucht van mensen die al
ruimschoots bezitten.
Jammer
dat er niemand op de gemeenteraad zong van "ik wil de best-ingeplante.
Harmonieuste." Te veel lettergrepen misschien, voor de hoofden van het
bouwvak en hun zetelende families en vrienden. En een tongue-twister, dat tweede.
De
samenleving krijgt de surfclub die ze verdient, wellicht:
Maar
dan is er kleine lieve Lucas die liever zacht zand door een zandloper
met van die molentjes laat glijden dan zich te ergeren aan dat
opgestapeld beton en zo de gefrusteerde dertiger een les leert. En
ook de nog kleinere Clara die als ze lacht haar mondje volledig opent
als wil ze het plezier dat ze heeft in een grote volle teug binnen.
Het lukt (gelijk beter dan met bier).
Ik
kan evenwel niet ontkennen: een schaduw begeleidt me dezer dagen,
neemt me vast op de momenten dat er lelijk is (van die schandes van
gebouwen, holle retoriek, mannen die zomaar luid naar vrouwen roepen
salope!). Koud kil schaduwbeest dat als strakke wind in je ogen
blaast en ze doet tranen. Geniepig op het onverwachts, voor een
computerscherm, tijdens een late treinrit of een vroege wandeling
naar huis. Maar altijd alleen, teleurgesteld.
Gelukkig
heeft 'ie vliegangst, die schijter van een schaduw. (13 september: Brussels – JFK New York.)