Zondagnamiddag kwart voor vier aan het Estadio Patria van Sucre. Een zee van mensen is toegestroomd in de slecht gepaveide straten rond het stadion. Oude vrouwtjes verkopen ticketten voor twintig Bolivianos, dat is twee euro. Zelfs na meer dan een tien dagen in dit goedkope land word ik nog dikwijls met verstomming recht voor de raap geslagen. Twee euro voor een voetbalmatch van negentig minuten...
Het zijn er uiteindelijk wel maar 75,
want de rij om langs wat de enige ingang lijkt binnen te geraken
slingert zich ongestructeerd langsheen de vernoemde dametjes; ze
verkopen ook popcorn, chips, suikerspin die veelkleurig op een lange
stok zit gestoken die ze hoog boven hun hoofden ronddragen. Drinken
uit zakjes, ook in vele kleuren, en soms bruin met een pruim in. Daar
heb ik nog niet van durven proeven.
Ik mis het eerste doelpunt, de 1-0 van
Universitario, want er wordt elk kwartier een goal gemaakt.
Eindstand: 3-3. Logischerwijs is het aan de rust 2-1, nadat Bolivar
met dominant spel eerst heeft gelijkgemaakt, en de thuisploeg een
lichte strafschop krijgt toegekend, feilloos omgezet. Tegen de gang
van het spel in, dat wel.
Bij het begin van de tweede helft
krijgt Bolivar een vrije trap recht onder mijn neus en dan gebeurt er
iets dat ik nog nooit op een voetbalveld heb gezien. Nadat de
scheidsrechter de bal heeft klaargelegd, spuit hij met een witte
spuitbus een lijn voor de bal, ik denk met van die kerstmis
namaaksneeuw, gevolgd door zeven stappen en een nieuwe lijn, waar het
muurtje mag staan. Ik vind dat cool.
Met nog een kwartier te gaan, maakt
Bolivar de oververdiende derde treffer, en komt daarmee 2-3 voor. Een
minuut later verstuurt de rechtsvoor een gemeten voorzet naar de
diepe spits die gelijkt op Cavani, zuiders, lang zwart haar en
bovendien speelt Bolivar in hemelsblauw van Napoli. Hij plaats zijn
vallende volley net naast. Een dure misser, want vijf minuten voor
affluiten legt de dikke spits van Universitario de eindstand vast met
een afgeweken schot. Iedereen recht op de banken, juichend, lachend
elkaar knuffelend en in de armen vallend. Naar een voetbalstadion
gaan volstaat soms, dikwijls, om sociale sceptici te overtuigen van
het feit dat het met de mensheid wel goed komt. Als het voetbalfans
zijn, tenminste.
Dit alles stond in scherp contrast met het gebeurde van 24u later, toen ik begon aan een twintig uur durende trip via Villazon naar Salta, Argentinia; en waar de eerste tien uur van de etappe een lang uitgesponnen gevecht is ontsponnen met een dikke heel erg stinkende Bolivaan. Het betrof mijn hoofd wegsteken achter het gordijn met het raampje op een kier en met mijn redelijk sterke linker dijbijn zijn tot op mijn zetel diep uitzakkend gat terugduwen, net als zijn armen en gedeelte van het bovenlichaam toen hij, als een ware corpulent, in korte snokken begon te snurken. Als ik niet kan slapen, dan jij ook niet, stinkende dikzak. En al zeker niet op mijn zetel.
Ik heb de strijd gewonnen, beste lezer,
want uiteindelijk heeft hij ten einde raad gevraagd aan zijn vrouw om
van plaats te wisselen, wel niet zonder eerst een tirade af te steken
die ik heb 'aanhoord', genegeerd met mijn oordoppen nog in en
spottend opgetrokken wenkbrauwen. Fucking hell, kan ik er dan doen
dat je dik bent, wou ik zeggen in het Spaans, maar ik spreek geen
Spaans. Ervaring op vliegtuigen en dergelijk heeft me wel degelijk
geleerd dat je kordaat moet optreden tegen avontuurlijk vlees van
reizende buren. Want eens je begint met toegeven aan die ongeoorloofde territoriumdrang, duurt het niet lang
vooraleer je jezelf bevindt in een marginaal hoekje van het voertuig.
En ik ben nu eenmaal een wriemelaar die zijn ruimte niet zozeer nodig
heeft om tegelijkertijd in te vullen, maar eerder als
bewegingsvrijheid. Misschien leed ik wel aan claustrofobie was ik
niet zo klein geschapen. Revelaties.
Ik moet enkel, hier en nu fris gedoucht
in Argentina, mijn ogen sluiten om de geur te herinneren: een
penetrante mengeling van kak, pis, zweet en net gelooid leer, zoutig.
Tijd voor steak!