donderdag 21 oktober 2010

Dat Grote Iets

Minder dan twee weken resten er, en alweer een trekzak zal verdwijnen op een band, na het wegen. Mijn gok is dat die aanzienlijk lichter zal zijn dan bij het binnenkomen. Dat komt omdat ik hier niet echt wegga, maar eerder tijdelijk elders resideer. Misschien dat mijn leven vanaf dan anders georganiseerd zal zijn; dat terugkeren naar Belgie meer iets wordt dat een toerist doet.

Eerlijk is eerlijk, toen ik eind april terugkwam uit Zuid-Afrika met mijn verhalen van dat wulpse zwarte meisje dat mijn hart pikte en het na vijf dagen niet terug gaf, hebben wenkbrauwen gefronst en achterklap gegalmd doorheen de gangen van de huizen waar mijn naam is gekend. Welke wilde gek doet dat? Hoe echt kan zoiets zijn? Enzovoort. En toegegeven, was mijn portemonnee dikker geweest, ik had minder rap geloofd in dat Grote Iets waar volgens de boeken die ook hier in mijn rekken staan (op zondag is er op een steenworp een marktje waar een afrikaner tweedehands literatuur verkoopt voor 0,5 euro per binding, of iets meer) iedereen een leven lang naar zoekt. En een arm mens wil meestal trouwen met een rijk mens, en een rijk mens ook met een rijk mens; anders blijft de geldkwestie alfijd hangen. Ook dat staat in boeken.
My point being: was ik een doorwinterd gokker, ik had tussen eind april en begin september zelf voorzichtig gegokt op 'naaaaah'. Het gevoel dat me in die periode dreef, was dan ook iets van laat me die odds dan maar beaten, want uiteindelijk is niets leuker dan net dat (viz. Cercle – Club 3-1, Cercle – Anderlecht 1-0).

Dus lees uit deze blog maar de volgende kernboodschap: Laat de bookies uitbetalen, de race is gelopen. Shinally en ik hebben elk uur van de voorbije weken gedeeld, en het was geweldig. Stoute details volgen later, in mondelinge vorm, maar ik kan nu wel al zeggen dat de nabije toekomst voor mij in Zuid-Afrika ligt. De praktische uitvoering van deze verlichte realisering reikt voorlopig niet verder dan een nieuwe vlucht. Op 30 november vlieg ik immers al terug. Dat laat me 25 dagen in Belgie, straks. Ik wil een feest. Een warm feest, een heet feest. Want de tempertuur van die koude vroege Belgische winter, ik ben dat niet meer gewend. En als afsluiter nog een confessie: U allen wordt gemist.

woensdag 6 oktober 2010

Earth Dance Festival, PE

Shinally en Jantje dansen. Een vrouw met wilde haren en een wit kleed over zwarte kleren stormt met uitvoerige gebaren op hen af. Ze neemt Shinally's top in haar handen en bestudeert het van heel dichtbij. Het is een geruit hemd maar dan in fluokleuren; waneer ze er in danst, reflecteren de spots naar alle kanten in elke opengesperde pupil op de vloer, hier op aarde. Zo blijft het wezen even staan en verdwijnt dan plots gesticulerend naar god weet wat.
De beats pompen voort ondertussen, al meer dan vierentwintig uur, een tijdelijke doch lang uitgesponnen zaligmakende dreun, klaar geserveerd door de dj's in de tent waar ze nu al enkele uren staan te huppelen, dronken eerst; maar dat vulgair gevoel heeft al lang plaats gemaakt voor iets goddelijkers, een spirituele reis van twee paar ogen die elkaar gegrepen hebben en zich vastketenden, later.
Rond de donkere pupillen van zijn lief ziet Jantje hoe het licht elke glooi in haar gezicht uitdiept, een landschap waaruit een glimlach schijnt als een kusbare maan; en hij vertelt haar net dat, ze lacht meer, breder, dieper, terwijl de energiek dansende kerel blijft volharden in zijn boosheid en spasmen; straks moet hij weer even langs de kant zitten uithijgen in vol drama-ornaat.

Locatie van dit alles: Ergens te lande buiten Port Elizabeth. Een boerderij afgehuurd door enkele overjaarse hippies die er een tijdmachine hebben geinstalleerd waar ze met zijn allen in gingen staan met psychedelische posters, gedroogde paddestoelen en trance cd's. Een vrouwelijke sjamaan verkoopt crackers met weedboter en wijst naar het LSD-meisje wanneer mensen op zoek naar een hogere roes haar wegwijs vragen. Beide zijn slechts personages in het kortverhaal beleefd door hen die er reeds resideren.

Earth Dance Hotel; het regent er binnen, in het glooien van de luchtmatrassen hebben zich kleine poelen gevormd. De slaapzakken zijn doorweekt maar onbewoond door de wijdogige creaturen die zich in kreuken verkneukelen, een bovenarm die zich sluit met een bovenarm, een knie die dichtgaat. Ruggen die buigen en ontbuigen, de massa die breekt richting bar en dan herstelt met natte haren. De bas verbergt ongehinderd het lied van de knoken die zich in hun gewrichten schuren. Daarnet heeft een man over zijn nek zijn maag geleegd aan de rand van het kampvuur.

's Ochtends zal zijn kots weggespoeld zijn door het water. De zon zal door de bomen schijnen en uit natte tenten zullen hoofden verschijnen met rode ogen in. Sommige mensen zullen recht in hun auto stappen en terugkeren naar het leven dat ze thuis achterlieten, een wereld vol broekpakken en zakenlunch. Anderen zullen blijven hangen, hun schouders ophalen bij het zien van hun mistroostige tent – er is niets zo vies als een natte tent opkramen, zal Shinally zeggen, maar trekt een piquet uit niettemin. De vuile kleren, de druipende zeilen, de modderschoenen, de stijve lichamen, het zal verdwijnen, allemaal, in de Ford Dash van de Duitse Andrea voor vertrek.

Dat ze pas twee dagen later terug in East London arriveren, kan geen van hen voorzien. Maar dat is een misschien saai verhaal vol scheve wielen, een gastvrije moeder en een outdoor badkuip waarin een warm zwart lichaam en een warm wit lichaam de dans van eerder uitvoerig herhaalden, echter, met minder kleren aan, stomend.
Ze laat hen de tweede nacht gratis verblijven, en zegt ik heb kinderen van jullie leeftijd. 's Avonds maakt ze clottage pie.

Zonder moeders zou de wereld waarschijnlijk een stil donkere plek zijn, waarin heel weinig wordt gegeven, denkt Jan.