zaterdag 1 juni 2013

Ze zagen door een zonnebril

Ik ga gemiddeld door een zonnebril of vijf-zes per seizoen. Van die goedkope van maximum zeven euro die negers op een bordkarton steken om mee te leuren aan toeristische bezienswaardigheden, een universeel gegeven. Het soort gepriviligeerde flauwe mop wanneer ze dan absurdweg vragen “zonnebril meneer” terwijl je er al één op je neus hebt kent iedereen, nietwaar? “Heb ik twee neuzen misschien,” wil je vragen maar in mijn geval gaat die klucht dus eigenlijk moeilijk scheep; twee weken, een maand, later heb ik immers al een nieuwe nodig. Gepriviligeerd omdat, laten we niet mal doen, wij evengoed die neger hadden kunnen zijn ware het niet dat we geboren zijn uit ouders van de Vlaanders, dat gebied historisch rond de steden Gent en Brugge gelegen.

Mijn laatste zonnebril zaliger is gesneuveld op het Schotse eiland Islay alwaar ik met drie kameraden een week lang whisky ging proeven. Een spontane lezersreactie zou kunnen zijn: “ja dan...” maar alleman had een zonnebril mee en ik ben de enige wiens getinte glazen daar werden gelaten, na een lange zondag op de opendeurdag van het maltfestival te Bruichladdich (broekladdie), een vijf uur durend trammelant met oesters, krabbepoten en line-dancing. (We zijn er ook door een whiskey-guru van het podium gestampt en er is een foto, niet in omloop, waar ik zonder broek in vooraanzicht opsta, stel je voor, zomaar op de malt floor met naast me de spierwitte even blote kont van een goede vriend. Wit als moedermelk. Dat alles: een heel ander verhaal, helaas.)

Het ene been stond zestig graden gekanteld en er lag een lens onder de bestuurderszetel toen ik op maandagochtend mijn bril terugvond op de achterbank. Tussen uitgeschudde zakjes chips en beloftes van jonge Duitse meisjes. Op de ferry tussen Port Charlotte en Kennacraigh, twee dagen later, de optelsom kapotte bril plus vuilbak gemaakt op een zeldzaam moment dat de zon zat verstopt. Maar naar het schijnt verkoopt men tegenwoordig in de Kappellestraat voor iets meer dan het appel en ei dat men aan die negers moet, versterkte zonnebrillen. Ik ben geneigd om daar zoéén te gaan kopen en voortaan te genieten van 100% zicht bij zon in plaats van bijziend zich behelpen. En verder ga ik er niet meer over zagen. Gewoon doen en zorg voor dragen; zo moeilijk kan dat toch niet zijn? Het lukt wel met mijn gewone bril...

Verder had ik gisteren het voorrecht om met een intelligente pastoor te praten over het geloof en andere zaken. Vertelde hij wel niet de ene mop achter de andere zeker?

Komt er een Rus aan bij de Belgische immigratiedienst:

Wel meneer, had je vrijheid van godsdients?

Bwa, kon niet klagen.

Vrijheid van denken dan misschien?

Neen, kon ook niet klagen eigenlijk.

Vrijheid van woord en daad, ben je daarvoor gevlucht?

Ah neen, ook daarover kon ik niet klagen.

Jamaar, waarom ben je dan naar België gekomen?

Ah, om te kunnen klagen.

***

Het was van La Paz geleden dat ik nog een pastooor een mop had horen vertellen. Mijn hart roerde zich; ik dacht even paniekerig dat het stopte maar het was slechts een vreugdesprong gekoppeld aan de blijdschap van een herinnering, zowat de grootste schat die een mens een heel leven met zich mee kan dragen. Ik toonde hem het kruisje dat sinds Bogota gezegend rond mijn arm hangt en zag dat hij dat, vanachter een glas fel gevuld met rode wijn, wel fijn vond.