maandag 23 april 2012

"Clawa!"


Ik weet: het aantal dagen dat ik geen dertig ben, krimpt. Net als mijn lijf, och god. Wat echter niet krimpt zijn mijn streken – zo laat ik af en toe iets vallen, nog steeds. Dingen breken dan (af), om indien mogelijk heropgebouwd te worden. Vandaag is de zesde laatste dag.
Toch staat de maand april in het teken van nieuw/nief leven, want aan de familieboom is een mooi jong twijgje ontsproten, terwijl dat andere groene takje al heel goed weet wat het met zijn blaadjes moet doen.

Dat ging, daar in het moederhuis, soms als volgt:


12 april
We lopen in gelid de kamer van Clara June McNaughton terug binnen, Lucas en ik, na een sessie van twee uur op en neer in liften en trapgat, het beklimmen van plastieken gestileerde honden, en doen alsof we schommelen op de daar niet voor voorziene schommels. Het zitplankje hangt immers in de grond aan de ketting. Jammer, aangezien de touwen wel tien tot vijftien meter hoger in het plafond stevig geankerd zitten. Je zou ons hebben zien op en neer gaan, want schommelen dat doen we graag.

Twee uur eerder wandelden we al eens binnen, maar meer dan op de bel voor de verpleegster drukken, deed toen Lucas niet, dus ik dacht – na het mogen aanschouwen ener prachtig piepklein meisje Clara dat slechts heel af en toe iets opent; mondje, oogjes, oortjes (onzichtbaar wel. Neusje nog net) – kom we gaan spelen. Te veel drukte is niet goed voor een baby. Ik had toen ook de borden nog niet gelezen hoe verboden het wel was om met kinderen in liften en gangen, en vermoedelijk ook traphallen maar dat stond er niet bij, te spelen.

En dan zijn we dus terug binnen en plots is het mijn beurt. Hoe wonderbaarlijk, in je hand. Armen gevouwen, ze ligt erin, met haar kloppend hartje. Een echt nieuw meisje.


14 april
We gaan eerst weer spelen, Lucas en ik, de traphal en liften in, alleen deze keer gaat zijn voorkeur meteen naar de liften naar de ondergrondse betaalparking. Die zijn doorzichtig. Wanneer de lift vertrekt, steek ik mijn armen in de lucht om ze op het tempo van de daling naar beneden te laten zakken. De kleine vindt dat hilarisch, maar kijkt toch met grote ogen hoe het donker wordt. Op de weg terug naar boven het ritueel omgekeerd en de vijftien daaropvolgende retourtjes naar -2 doet hij lustig mee.

Ook wil Lucas, aan het winkeltje bij de ingang, een kleine Nemo-ballon, en protesteert bij mijn weigering, nooit meer dan een korte krachtige huilbui die eindigt wanneer je zijn aandacht hebt afgeleid met iets anders dat er leuk uitziet, of fel, of zoals alles anders dan wat zijn jonge ogen kennen. De binnenkant van een kapel.

Wist ik veel dat het al de tweede keer was dat Lucas om kleine Nemo vroeg. Die was immers eerder door Oma aan haar keppe beloofd...

***

We gaan terug de kamer in. “Clawa,” zegt Lucas. “Pakken.”

Wanneer de broer het zusje met slechts een klein beetje hulp op zijn schoot houdt, ziet een dertiger één van de schoonste dingen die een mens ooit zag.

Lucas en Clara.

“Lucas en Clara.”

Petje af.

Dare I say it?

Eloquence runs in the family