Ik
weet: het aantal dagen dat ik geen dertig ben, krimpt. Net als mijn
lijf, och god. Wat echter niet krimpt zijn mijn streken – zo laat
ik af en toe iets vallen, nog steeds. Dingen breken dan (af), om
indien mogelijk heropgebouwd te worden. Vandaag is de zesde laatste
dag.
Toch
staat de maand april in het teken van nieuw/nief leven, want aan de
familieboom is een mooi jong twijgje ontsproten, terwijl dat andere
groene takje al heel goed weet wat het met zijn blaadjes moet doen.
Dat
ging, daar in het moederhuis, soms als volgt:
12
april
We
lopen in gelid de kamer van Clara June McNaughton terug binnen, Lucas
en ik, na een sessie van twee uur op en neer in liften en trapgat,
het beklimmen van plastieken gestileerde honden, en doen alsof we
schommelen op de daar niet voor voorziene schommels. Het zitplankje
hangt immers in de grond aan de ketting. Jammer, aangezien de touwen
wel tien tot vijftien meter hoger in het plafond stevig geankerd
zitten. Je zou ons hebben zien op en neer gaan, want schommelen dat
doen we graag.
Twee
uur eerder wandelden we al eens binnen, maar meer dan op de bel voor
de verpleegster drukken, deed toen Lucas niet, dus ik dacht – na
het mogen aanschouwen ener prachtig piepklein meisje Clara dat
slechts heel af en toe iets opent; mondje, oogjes, oortjes
(onzichtbaar wel. Neusje nog net) – kom we gaan spelen. Te veel
drukte is niet goed voor een baby. Ik had toen ook de borden nog niet
gelezen hoe verboden het wel was om met kinderen in liften en gangen,
en vermoedelijk ook traphallen maar dat stond er niet bij, te spelen.
En
dan zijn we dus terug binnen en plots is het mijn beurt. Hoe
wonderbaarlijk, in je hand. Armen gevouwen, ze ligt erin, met haar
kloppend hartje. Een echt nieuw meisje.
14
april
We
gaan eerst weer spelen, Lucas en ik, de traphal en liften in, alleen
deze keer gaat zijn voorkeur meteen naar de liften naar de
ondergrondse betaalparking. Die zijn doorzichtig. Wanneer de lift
vertrekt, steek ik mijn armen in de lucht om ze op het tempo van de
daling naar beneden te laten zakken. De kleine vindt dat hilarisch,
maar kijkt toch met grote ogen hoe het donker wordt. Op de weg terug
naar boven het ritueel omgekeerd en de vijftien daaropvolgende
retourtjes naar -2 doet hij lustig mee.
Ook
wil Lucas, aan het winkeltje bij de ingang, een kleine Nemo-ballon,
en protesteert bij mijn weigering, nooit meer dan een korte krachtige
huilbui die eindigt wanneer je zijn aandacht hebt afgeleid met iets
anders dat er leuk uitziet, of fel, of zoals alles anders dan wat
zijn jonge ogen kennen. De binnenkant van een kapel.
Wist
ik veel dat het al de tweede keer was dat Lucas om kleine Nemo vroeg.
Die was immers eerder door Oma aan haar keppe beloofd...
***
We
gaan terug de kamer in. “Clawa,” zegt Lucas. “Pakken.”
Wanneer
de broer het zusje met slechts een klein beetje hulp op zijn schoot
houdt, ziet een dertiger één van de schoonste dingen die een mens
ooit zag.
Lucas
en Clara.
“Lucas
en Clara.”
Petje
af.
Dare
I say it?
Eloquence
runs in the family
1 opmerking:
Hoe mooi Jan !
Een reactie posten