vrijdag 4 februari 2011

Op straat

Ik sta op straat, want mijn huisbaas Aubrey heeft me buitengezet. Omdat ik geen geregistreerde student ben, en hij enkel mag verhuren aan studenten. Om half twaalf stond hij aan mijn deur en zei: Ik heb een probleem met jij hier, move out now.
Ik heb geprobeerd met rede, gevraagd om een paar dagen, één dag, maar geen avans. Dat het goed kan zijn dat er enkel een telefoontje van het English Department nodig is om mijn status te fiksen, kan Aubrey weinig schelen. Ik had het moeten weten, met zo'n flikkernaam. Een nieuw plan dringt zich op.

Ik begon te denken, misschien kan ik hem nog een loer draaien dus zond een sms met de boodschap dat ik een kopie van het contract wil. Een kwartier later stond hij aan mijn deur met twee agenten, ze gaan in je kot naar drugs zoeken, zei 't ie. Doe maar, zei ik, goed wetende dat er gevolgen zouden zijn. In een grijze plastic zak weggemoffeld in mijn toiletzak. I knew it, he knew it.
Ze zochten wat, en toen zei Aubrey, als je nu vertrekt, stuur ik de agenten weg. Ik antwoordde das goed, net op het moment dat één van de agenten de kastdeur waarin ook mijn toiletzak lag, opentrok en recht op het grijze pakketje keek, dat hij vastnam. Neenee, zei Aubrey, het is goed, laat maar zijn nu. In een kwartier tijd heb ik dan alles samengeschart: mn kletsnatte was, toen nog in staat van spinnen, ligt hier naast me op straat te leken.
Later viel het oog van dezelfde flik op mijn rizla's, en ik zei ja meneer de agent, ik rook soms een spliff om te ontspannen. Aubrey: dat is misschien mogelijk in Europa, maar hier vlieg je daarvoor in de bak waarop de andere flik that's alright. Overigens stonden ze ferm met hun ogen te draaien bij elke handeling waarvoor Aubrey zijn rug naar hun keerde.

Dus zit ik hier op straat, met de ouwe getrouwe Ipod – mijn mini-mirakel, het moet ergens begin april 2004 geweest zijn dat ik er trots mee uit de Apple store Gent liep. Laatst viel het me plots te binnen dat de kleine grijze het enige object is dat bij me was op al mn reizen. Australie, Korea, Rusland, Mongolia, China, SA, USA,... Soms was het mijn enige gezelschap voor dagen, soms konden de liedjes me optillen tot emotionele hoogte, ik herinner me bepaalde momenten, The World's Greatest cover van Bonnie Prince Billy elke ochtend bij koffie en een sigaret op 't straat in Geelong, Paper Planes van MIA in het gat van de nacht ergens in Rusland dicht bij de grens met Mongolia (“I got more records than the KGB”), Electricity, OMD in het overvolle metrostation Sinchon, Seoul, De vele nachten gered door de rustige playlists in een dorm vol snurkers (belle & sebastian. coco rosie, tangerine dreams), ...
Veel herinneringen; ik noem het 'injecties van opvullend geluk', wanneer je plots volloopt en de schouders recht, rechter dan een ander ooit.

Het kleinood werkt nog steeds; al heeft ze wel haar kuren, weken dat de batterij direct leegloopt, ergens anderhalf jaar geleden skipte ze voor een maand of twee,... Kleine dingen, die je vergeeft, en later apprecieert. Oh Podje, wat een genot is het telkens weer dat metalen pinnetje van mijn earplugs in je plezantste gaatje te steken! Ook nu weer. Hoeveel Mini's zouden er nog werken?

Stefan komt me sebiet oppikken – ik verhuis tijdelijk weer naar Big Bay. Morgen heb ik een missie. Het flikkenkantoor. Ik moet en zal dat contract in handen krijgen.

***

Ondertussen op het knekelveld veel ontdekt. Aan de hand van de informatie op de graven een tijdlijn samengesteld, dankzij Google ook te weten gekomen dat de oude molen hier in Mowbray in 1823 verkocht werd aan de familie Mostert, door de familie Van Reenen. Laat dat nu net de hofleveranciers zijn van graven. Dat er behoorlijk weg en weer werd getrouwd tussen deze twee (Nederlandse) families en twee Engelse families, de Mullers en de Stadlers. Nichten en neven, dat soort van dingen.
Ook de graven kunnen identificeren van de oerouders; één ervan staat op een kier, maar de tablet is te zwaar om te verschuiven, dus heb ik er mijn hand met kodak ingewrongen en de binnenkant gefotografeerd. Ik denk dat er op de foto's een bot (bovenarm) te zien is, en een nog gesloten kist (man en vrouw liggen samen begraven, nvdr.). Het plan was: vandaag naar de plaatselijke bibliotheek gaan voor informatie (unief heeft op het eerste gezicht niets), maar dat was buiten de huisbaas gerekend. Dus over het lot van de drie meisjes nog niets meer te weten gekomen. Op het graf van oerouder Sybrand Jacobus Mostert:

Hier rust het stof eens braven Grysaards,
in ryken leeftyd afgemaaid,
de ziel tot hoger spheer verheven,
oogst nu hetgeen hy heeft gezaaid,
op Jezus was zijn oog gevestigd,
in Jezus armen rust zyn geest.
Nu wacht hy op het jongst der dagen
en houdt dan eeuwig met Hem feest.


Opa Mostert, die de molen kocht en nog lang en gelukkig leefde. Een feest hier en daar, met familie, op het hoogtepunt een man of twintig groot – voor Kerstmis bijvoorbeeld, opa in de zetel met een hollandse sigaar en wat jenever. Feest vieren in het begin van de negentiende eeuw in Cape Town. Het moet iets geweest zijn. Dat bot van zijn bovenarm is in elk geval bruin.

1 opmerking:

mama zei

EN NU GAUW HET VERVOLG