Dingen die men als reiziger met spijt kan
achterlaten in een land vol verrassingen, een land waarover die gerukzakte op
voorhand niets had vernomen; geen 'dat moet je zien'-s, 'daar moet je heen'-s
Dus wel: prachtig lachende mensen –
vrouwen getooid in heldere kleuren, zwarte schoentjes met een lage hak, een
bolhoedje en soms een gouden tand die de zon weerkaatst, mannen in
voetbalshirts die spontaan hun kunnen/kennen van de stad, het dorp in kwestie
tonen en beide in hun ogen een helder brandend vuur van levensvreugd en
goedaardigheid; van de taxichauffeur tot de wegenwerkster, van de jongetjes die
in het park de ommehaal proberen tot de zwetende jongedame met haar tong op de
dansvloer van sexy feeststad Cuenca – en landschap en steden die aan hen de
adem ontnemen die er passeren.
Zoals Quito, met haar prachtig onderhouden
pleintjes achter haast elke hoek en de veelkleurige huisjes tot in de
'gevaarlijke' buitenwijken toe.
Zoals tijdens de duizelingwekkende
busritten langs nauw beslagen slingerwegen, slechts deels verhard, via dorpen
met ronkende namen als Riobamba, de laguna nabij Latacunga met llamas op de
flanken en de nacht in het koude hostel waar de Koreaan en ik samen met een
Gronings koppel en twee Amerikaanse en een Schotse het zeer amusante 'Shithead'
speelden. Ik was 'm twee keer, de shithead, van de vijf spelletjes. En shithead
is in deze een langer meer beduidend woord voor loser.
Ja, zelfs de compleet overbodige rit naar
onooglijk Alausi, waar een toeristentreintje rijke Duitsers en Amerikanen – de
prijs voor een retourtje: 25$ - langs een rotsformatie rijdt om te tonen waar
indertijd het aanleggen ervan aan 2500 mensen, vooral zwarte Jamaïcanen, het
leven heeft gekost door onzorgvuldig ontsteken van dynamiet, racisme, malaria
en gele koorts.
Ze vertelde het met een luguber soort van
trots, maar was tegelijkertijd ontwapenend charmant, de gidse, zodanig zelfs
dat toen ze de tour afsloot met de dooddoener 'Any questions?' de vraag 'Do you
have a boyfriend?' hitsig lag te branden op mijn lippen. Omdat ik ondertussen
al had gemerkt dat ze geen trouwring droeg.
Vandat alles laat ik dus achter; ben van
noord naar zuid met bussen heen getrokken en toen, net over de grens met Peru
heb ik even achterom gekeken en met m'n wijsvinger een ingebeelde hoed
aangetikt, als een verdwaalde eenzame cowboy, een gringo met een verbrande
neus.
Mijn uitleg daarvoor: hij steekt zo ver uit
meneer. En de zon staat altijd bijna loodrecht op de hemel.
(Zo ver zelfs dat een ingeweken Barcelonees
in feeststad Cuenca waarmee ik tegen het ochtendgloren op de straatstenen was
beland, niet te overtuigen viel van het feit dat ik geen 'fucking jew' – zijn
woorden – ben maar een gedoopte kaloot.
Hijzelf verloor ooit wel ritueel zijn
voorhuid en stond op het punt dat met bewijs te staven tot ik zei 'ik geloof je
op je woord.')
Ondertussen ook in één trek het
noorden van Peru doorkruist, want dat blijkt toch maar een zootje ongeregeld
van heel erg veel zand en die gigantische duinen, naar 't schijnt een
toeristische attractie op zich maar het is niet omdat iets hoger uitsteekt dan je
gewend bent dat je er ook zomaar op moet kruipen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten