Het was nodig, na bijna twee weken van
hot naar her rennen in het zog van een Koreaan. Elke dag een stap
zetten naar een eindbestemming is niets voor mij – te veel vaart.
Liever loop ik eens goed door om dan fatsoenlijk uit te rusten.
Vandaar: vijf dagen platte rust in
Trujillo, een overzichtelijk en prachtig bewaard koloniaal
provinciestadje aan de kust waar ik een vriend maakte, Tito, die me
de eerste avond al meepakte naar een gigantische feest met allemaal
dansende Peruanen, de meesten dronken, en ikzelf natuurlijk niet in
het minst. Of het strand van Huanchaco, dat we bereikten via de vuile
kant, door een wirwar van stinkende stoffige straatjes – ik zweer
het, Tito zei toen ik ostentatief mijn neus optrok 'honden- en andere
beestenkak' maar ik wist zeker: deze meur is des mensens, mij maak je
niets wijs. We liepen er om goeiendag te zeggen tegen een jeugdvriend - ik schudde zijn hand terwijl vanonder de golfplaten wanden van het vertrek de pis van zijn moeder of zuster wegliep.
Het was een surfdorp met sterke
westerse inslag, trouwens, waar we na een uur wandelen belandden. We hadden het er daarom ook gauw gezien, met een fles
van de beste rum van het land, gezellig. Wel interessant was het feit dat de ganse promenade er ooit plotsklaps gereduceerd werd tot puin omdat ineens het waterniveau definitief twee meter besliste te stijgen. Weirdness.
Natuurlijk was er ook een beetje plaats voor
'het nut': de schade die mijn slordige voorbereiding heeft
toegebracht aan mijn reisplan ingehaald door in het Clinica Peruana
Americana een shot contra la fiebre amarilla te verkrijgen, een avontuur
dat me toch wel een dag heeft gekost; de helft van de dag zelf, de
andere helft 's anderdaags, toen m'n lichaam blijkbaar iets meer
nodig had dan het normale aantal uren slaap. Maar anders mocht ik Bolivia niet binnen.
Ze prepareerde zorgvuldig de spuit voor, mijn knap verpleegstertje, met het vaccin dat ik in een koelbox vanuit de farmacia had meegekregen, nam vervolgens in de beslotenheid van een gordijn op de dienst emergencia de spier van mijn schouder tussen twee vingers en plantte er kordaat intramusculair de naald in. Daarbij liet ze ontvallen een mooie, doch helaas al te schaarse glimlach en ik dacht terug aan die vorige keer op een tafel onder steriel wit laken, toen ik een minstens even schone en jonge dokteresse moest vragen om aan mijn ballen te voelen omdat ik dacht dat ik er kanker aan had. Dit enkel om te zeggen: ze zijn dun bezaaid, mijn doktersbezoeken, en ik heb meestal chance met het medisch personeel.
Vanavond laat, kwart voor elf
plaatselijke tijd, vertrekt alweer de bus: negen uur recht naar Lima. Ik
verwacht niet van veel te slapen, heb mijn machinerie opgeladen voor
die zware momenten net voor het opkomen van de zon, waarop iederéén
slaapt behalve ik en de chauffeur, om dan, 's ochtends in de vroegte,
met hier in Trujillo gewonnen stoutmoedigheid en zelfvertrouwen één van die gekke
taxichauffeurs naar het juiste steegje te sturen. Ik heb immers
gehoord dat Lima zelfs naar continentale standaarden qua zootjes
ongeregeld een zeldzame kroon spant.
Kortom, weer een vaartje naar mijn aardje.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten