Snel verstopt ze zich achter haar
rugleuning. Om een seconde later te herverschijnen, deze keer van
boven de hoofdsteun. Heel even maar, en enkel voorhoofd en die donkere ogen die
alweer op lachen staan. Ik voel dat ze sebiet weer tevoorschijn komt
en verstop mijn hoofd achter mijn handen. Dat spel van welles nietes
gaat even door, ik bedenk honderd verschillende bekken, leer haar de
high five en de high ten – de lach rond haar kijkers transformeert
naar een luidkeels gegiechel telkens wanneer ze mijn vervormd gezicht
ziet: de vismond, knipogen afwisselend als een knipperlicht,
flapooortje (want ze heeft er eigenlijk wel een beetje), de John
Travolta/Uma Thurman-move tijdens de Jack Rabbit Slim's Twist
Contest; ezeloortjes bij jezelf, varkensneus... I'm on a roll
here. Amalia lacht de keutels uit haar neusje; zo hard dat ik
moet ingrijpen met zakdoek van papier. Ze laat het gewillig toe.
Wanneer ze haar armpjes langs een van
beide zijden doorsteekt, trek ik ze hard maar voorzichtig naar me
toe. Ze doet hetzelfde met de mijne, die verbeeld haast uit de kom
worden gerukt. Onder haar nageltjes zit zwarte vuiligheid, en haar
handjes plakken. Foert. Als ik dan toch ziek moet worden, liever zo.
Liever een darmparasiet door de speelse onhygiëne van een
breedlachend kind dan van onzorgvuldig water drinken. Ondertussen is
ze flink beginnen zweten van de commotie, en plakt het haar dat
vanuit roze elastiekjes is losgekomen rond haar voorhoofd.
Ze begint nu ook honderduit te
vertellen, maar Kinderspaans is moeilijker dan gewoon Spaans dus ik
begrijp er niet veel van. Enkel herhaal ik op vragende toon het
laatste woord van haar steeds langer wordende zinnen. Ook dat vindt
ze hilarisch, kirrend van plezier.
Mama is even wakker wanneer een
verkoopster met bevroren kokoslolly's langskomt. Ze koopt er één
die ze deelt met haar dochter. Wijd opent Amalia haar mondje om de
koude snoep helemaal binnen te krijgen, waarna ze met de van de stok
afgebroken buit terug boven haar hoofdsteun uit komt gestegen. Haar met
witte brokken koude kokos bezaaide tong steekt ze naar me uit.
Delicioso, vraag ik. Ze knikt. Verder vouw ik nog vliegertjes, doe
haar mijn bril en zonnenbril dragen die ze als spel niet meer terug
wil geven, en probeer ik haar een, als evolutie van de high five en
high ten, een handenklapspelletje te leren.
Een uur of twee drie gaan voorbij. Dan is mama voorgoed wakker en trekt ze haar dochter een roze jasje aan. Amalia begint te wenen, maar niet voor lang. Enkele minuten later schoudert de moeder dochter en loopt ze naar de voorkant van de vertragende bus. Amalia steekt haar handje in de lucht, zwaait en roept met haar hoge stemmetje adios. Ik antwoord, adios chiquita, en zwaai terug. We doen dat voor de hele lengte van de bus, en dan verdwijnt ze. Ik kijk links van me door het raam en vrees op voorhand al voor hetgeen ik dan zie: uit grijze betonblokken opgetrokken krotten met tinnen golfplaten daken.
Voor de twee uur die resten van de busrit naar Quito concentreer ik al mijn energie op de hoop dat Amalia een ander lot mag wachten dan de bevroren kokos leuren waarop ze zo verlekkerd is. Ik ben bereid om de volgende twee maanden op niets anders meer te hopen, niet voor mezelf, niet voor iemand anders op de wereld.
Een dag later, in de stad in het midden
van de wereld, Mitad del Mundo, zet ik mijn gat neer op de lijn van
de evenaar om naar traditionele Ecuadoriaanse dans te kijken en
bedenk van ja, dat ze dit ooit mag doen, de kleine immer lachende
Amalia, en dat ik er ooit, binnen een jaar of tien op huwelijksreis,
of zomaar, onwetend getuige van mag zijn. En dat zij mij dan wel
herkent, ondanks nog minder haar en een andere bril, en dan te
verlegen is om er iets van te zeggen.
Daar wil ik, de gebruiken des
continents indachtig, zelfs voor bidden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten