donderdag 22 september 2011

Snotneus

Ik zit vandaag op de trein van Brussel naar Oostende met een snotneus en geen zakdoek na een avond op de sportredactie van Het Laatste Nieuws. De koude lucht uit de roosters aan het raam bevorderen nog het gesnotter. Niet onophoudelijk, neen, dat niet, ik slaag er wel degelijk in om het slurpen tussen natte neusvleugel en nat neusbeen te beperken in frequentie. Gericht inhalen.

Doch.

Vindt een postbeambte in de vierzit schuin voor me dit alles een onhoudbare situatie. Plots zie ik hem met een rood doekje zwaaien - hij zit met zijn rug in mijn richting - zo van het soort dat boeren vroeger rond hun nek deden. Hij beweegt ook zijn lippen om iets te zeggen dat niet door Ipod klinkt.

Ik haal één van de oortjes uit de schelp, net op tijd om hem twee keer geïrriteerd zn neus te horen ophalen. Het is een grote neus. E kegge.

"Sorry, maar ik kan er ook niet aan doen dat ik hier zit met een snotneus," zeg ik.

"Snuut ton je neuze."

"Ik heb geen zakdoek bij."

"Jah, das ook slim dadde."

"Ik wist gisterenavond toen ik thuis vertrok nog niet dat ik vandaag in de trein een loopneus ging krijgen." (Ik heb bovendien geleerd dat toiletpapier de situatie enkel verergert. Nogal stoffig. En mn astmadokter zei altijd: Jantje je moet je neus optrekken want snuiten dat is eigenlijk niet goed.)

De postbeambte draait voor de eerste keer zijn hoofd in mijn richting en ik lees zijn gedachten 'n snotneus met 'n snotneus?. Hij vat moed.

"Verzet je ton ee."

"Ik zit hier goed. Jij hebt last van mij, ik niet van jou. (wat slechts deels waar was, gezien de recente conversatie; al deed hij me ook wel lachen, eigenlijk) Bovendien is dit (de achterste, red) de leegste wagon van allemaal."

Ik wijs naar zijn rode boerensjaal.

"Maar als je wil, ik kan gerust..."

en maak het universele gebaar van neuzen snuiten, met bijhorende geluiden. Haastig en met veel misbaar pakt de postbeambte zijn Nieuwsblad, tas en jas bijeen en verlaat de wagon, wegvluchtend van mijn irritant reukorgaan. Kon ik er zelf maar van weglopen, denk ik, maar die dingen hangen nu eenmaal vast aan je gezicht.


Woef! zei de boze Vlaming met het korte lontje, en weg was hij. Ik ben nochtans geen spelmaker. Een zakdoek voor een goed gesprek, bijvoorbeeld. Niets plezanter.

"Hier, een zakdoek."

"Dankuwel. Je bent een engel." Ze glimlacht.

Geen opmerkingen: