woensdag 26 september 2012

Het huis in de bergen

"Let's go up into the mountains tomorrow," had Raphael geopperd de dag voordien, meer als vraag dan als vaststaand feit, goed wetende dat zijn gast eerder een stadsmens is dan een natuurliefhebber. 
Hij, de gast, had ingestemd en ging daarna de toiletten in van het Pools restaurant waar de/het borscht nog op de tafel stond waardoor hem een detail van de nakende trip was ontgaan. Dat het niet zomaar op en neer naar een wandeling met occasioneel bankje zou zijn.

Een uurtje rijden buiten Montreal beschikt de familie Bielinski, drie vruchten van twee immigranten, een man en een vrouw uit Krakow, immers over een heus berghuis. Dat besefte de gast pas toen de Audi voorzichtig het steile grindpad ernaartoe afdaalde, na een halfuur slingerwegen, van het soort dat je voelt kriebelen in je ballen, met aan weerszijden een panorama waar echte natuurliefhebbers uren voor op een vliegtuig zitten dat hectoliters kerosine verbrandt. Conclusie: het blad op de Canadese vlag kleurt niet bij toeval rood. Al van bij het begin van de herfst. Felrood. Mooi is dat, die verschoten maple tree.

"Holy shit," riep de gast. "Your family has a cabin in the woods?"

Raphael lachte, haalde het karton met microgebrouwen bier uit de koffer en diepte zijn sleutelbos op vanuit zijn broekzak. "We even have a sauna," voegde hij toe, wat de gast meteen deed gniffelen en terugdenken aan een der laatste wapenfeiten voor vertrek: een doldronken anderhalf uur durende nachtrust in de Ardennen terwille van het nog slechts kort beschoren vrijgezellenleven ener Ramses S. 

Na een korte rondleiding door de decadente blokhut (drie verdiepingen, satelliet, plaats voor twaalf man) daalden de heer en zijn gast enkele tientallen meters af naar het bijhorende ponton. Er lag een kano en een skiff, een surfplank om te windsurfen, maar geen zeil, en een hengel.

"I've never fished in my life," zei de gast, waarop Raphael terstond wormen ging zoeken. Hij kwam terug met een dikke vettige die hij op de drie haakjes aan het uiteinde van de vislijn prikte. Met veel liefde en geduld toonde hij vervolgens voor hoe men een lijn dient uit te werpen, en ondanks de, weliswaar charmante, onhandigheid van de gast lukte dat aardig. Werpen, vijf seconden wachten, katrolleke overslaan en traag inhalen, met de top van de hengel dicht tegen het water zodat de worm zo horizontaal mogelijk door het water klieft. Met af en toe een klein snokje om de forel, want die zwemt daar overvloedig in het bergmeer, de indruk te geven dat de prooi zwak is en een makkie vormt voor zijn bek. 

"I have one," riep de gast bij zijn twintigste poging, maar het was enkel de haak die vastzat in de grond.

"Now I really have one," riep de beginnende visser nog dertig beurten later, want de ervaring had hem ondertussen geleerd hoe het voelt om vastgehaakt te zitten in de bodem. Meerdere kleine snokjes voelde hij nu aan zijn hengel. Blij als een kind begon hij voorzichtig binnen te halen, maar eens de dobber in het zicht werd duidelijk dat de forel het er ongeschonden van af had gebracht.

En de dikke worm, die was verdwenen.

Later die dag gingen ze nog paddestoelen zoeken, maar ook dat bleek een kale reis om van terug te komen. Waardoor ze, 's avonds terug in Montreal, beslisten om pizza te bestellen en naar een Amerikaanse blockbuster te kijken.

1 opmerking:

Urftie Turftie zei

Vind ik leuk.